ECLI:NL:RVS:2004:AO2450

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307802/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunning voor onderhoud- en constructiewerkplaats in Sint-Michielsgestel

Op 14 oktober 2003 verleende de gemeente Sint-Michielsgestel een vergunning aan een besloten vennootschap voor het oprichten en in werking hebben van een onderhoud- en constructiewerkplaats op een specifiek perceel. Dit besluit werd op 30 oktober 2003 ter inzage gelegd. Verzoekers, die zich benadeeld voelden door dit besluit, hebben op 21 november 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 25 november 2003 hun gronden hebben aangevuld. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 8 januari 2004 behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de verweerder aanwezig waren. De vergunninghouder was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een omissie was in het bestreden besluit, waarbij een deel van de tekst ontbrak. Dit had betrekking op het aantal vrachtwagens dat via de Kapelbergstraat van en naar de inrichting zou rijden. De Voorzitter concludeerde dat, op basis van de aanvraag en het akoestisch rapport, het aantal aan- en afvoerbewegingen per week niet meer dan 44 zou bedragen. De Voorzitter benadrukte dat, mocht blijken dat er meer aan- en afvoerbewegingen plaatsvinden dan vergund, de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden biedt voor handhaving.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 januari 2004.

Uitspraak

200307802/2.
Datum uitspraak: 21 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2003 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een onderhoud- en constructiewerkplaats op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Sint-Michielsgestel, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 30 oktober 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 21 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 december 2003.
Bij brief van 21 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2003, waar van [verzoekers], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van de Pol, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers leggen in hoofdzaak aan hun verzoek ten grondslag dat meer vrachtwagens via de Kapelbergstraat van en naar de inrichting rijden dan in het bestreden besluit is vermeld.
2.3. Ter zitting is komen vast te staan dat in onderdeel 2 van het dictum van het bestreden besluit een deel van de tekst is weggevallen en verweerder bedoeld had te besluiten dat onder meer de aanvraag voor de vergunning, gedateerd 14 maart 2003, en het daarbij overgelegde akoestisch rapport van 15 januari 2003, kenmerk 2002.2200-1, deel uitmaken van de vergunning. Naar het oordeel van de Voorzitter gaat het hier om een evidente omissie omdat anders het zinsdeel “te bepalen dat” in het luchtledige blijft hangen. De Voorzitter gaat ervan uit dat de Afdeling het bestreden besluit zodanig zal lezen dat blijkens de aanvraag en het akoestisch rapport, welke aldus deel uitmaken van de vergunning, hooguit eenmaal per week een vrachtwagen via de Kapelbergstraat van en naar de inrichting rijdt en dat er, nu ook bestelbusjes en personenauto’s de inrichting aandoen, in totaal ten hoogste 44 aan- en afvoerbewegingen per week via de Kapelbergstraat plaatsvinden.
2.4. De Voorzitter wijst erop dat, voorzover mocht blijken van meer dan het vergunde maximale aantal aan- en afvoerbewegingen via de Kapelbergstraat, de Algemene wet bestuursrecht voorziet in mogelijkheden voor verweerder om handhavend op te treden en voor verzoekers om daartoe aan verweerder een verzoek te doen.
2.5. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2004
312-431.