ECLI:NL:RVS:2004:AO2879

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305037/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • E.A. Alkema
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling voertuig door RDW

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 23 juni 2003 het beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW) om de tenaamstelling van een voertuig met een bepaald kenteken vervallen te verklaren. De RDW had op 14 maart 2002 dit besluit genomen, waarna het bezwaar van de appellant op 20 juni 2002 ongegrond werd verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 30 juli 2003.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 december 2003 behandeld. De appellant betoogde dat de RDW ten onrechte had geweigerd om de tenaamstelling van zijn auto met terugwerkende kracht vanaf 27 oktober 1998 vervallen te verklaren. De Raad van State oordeelde dat het beleid van de RDW om geen terugwerkende kracht te verlenen aan dergelijke besluiten redelijk was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om van dit beleid af te wijken. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing werd genomen in naam der Koningin en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2004. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

200305037/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 23 juni 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2002 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de tenaamstelling van het voertuig met het kenteken […] vervallen verklaard.
Bij besluit van 20 juni 2002 heeft de RDW het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2003, verzonden op 27 juni 2003, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 september 2003 heeft de RDW van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2003, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de RDW ten onrechte heeft geweigerd te voldoen aan zijn verzoek om de tenaamstelling van zijn auto met terugwerkende kracht vanaf 27 oktober 1998 vervallen te verklaren.
2.2. Dit betoog faalt. Van het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kentekenreglement genomen besluiten inhoudende de vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig, kan niet worden geoordeeld dat het niet redelijk is. Dit is niet anders nu de RDW het besluit van 14 maart 2002 op 13 maart 2002 heeft doen ingaan. Naar ter zitting is gebleken berust het verschil in data op een kennelijke misslag. De rechtbank heeft met juistheid en op goede gronden geoordeeld dat de RDW in hetgeen appellant terzake heeft aangevoerd terecht geen aanleiding heeft gezien om, in afwijking van dit beleid, de tenaamstelling van voormelde auto met terugwerkende kracht vervallen te verklaren vanaf de datum zoals door appellant is verzocht.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004
45-367.