ECLI:NL:RVS:2004:AO2882

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304949/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.H.B. van der Meer
  • E.A. Alkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring verplaatsing h.a.v.o.- en v.w.o.-afdelingen van regionale scholengemeenschap 'Het Rhedens'

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de verplaatsing van de h.a.v.o.- en v.w.o.-afdelingen van de regionale scholengemeenschap 'Het Rhedens' van Rozendaal naar Dieren. Op 5 juli 2002 verleende de Staatssecretaris goedkeuring aan het verzoek van de stichting 'Stichting Regionale Scholengemeenschap 'Het Rhedens''. Echter, op 23 december 2002 werd dit besluit herroepen na bezwaren van verschillende partijen, waaronder de 'Vereniging Christelijk Voortgezet Onderwijs' en de colleges van burgemeester en wethouders van Doetinchem en Zutphen. Deze partijen stelden dat de verplaatsing niet in het belang van de leerlingen was en dat er onvoldoende onderbouwing was voor de beslissing van de Staatssecretaris.

Appellanten, bestaande uit de colleges van burgemeester en wethouders van Brummen, Doesburg, Rheden en Rozendaal, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 23 december 2002. De stichting heeft haar beroep op 11 november 2003 ingetrokken, wat leidde tot de vraag of de appellanten nog procesbelang hadden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat, gezien de intrekking van het beroep door de stichting, het belang van de appellanten bij de beoordeling van hun beroep was komen te vervallen. De rechtbank concludeerde dat de appellanten niet konden worden gevolgd in hun stelling dat zij schade hadden geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, omdat deze schade niet aannemelijk was gemaakt.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep van de appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 4 februari 2004.

Uitspraak

200304949/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de colleges van burgemeester en wethouders van Brummen, Doesburg, Rheden en Rozendaal,
appellanten,
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (thans: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2002 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen goedkeuring verleend aan een verzoek van de stichting “Stichting Regionale Scholengemeenschap 'Het Rhedens'” te Rozendaal (hierna: de stichting) om de h.a.v.o.- en v.w.o.-afdelingen van de regionale scholengemeenschap 'Het Rhedens' per 1 augustus 2003 te verplaatsen van de locatie in Rozendaal naar de in aanbouw zijnde unilocatie in Dieren.
Bij besluit van 23 december 2002, verzonden op die dag, heeft verweerder, onder verwijzing naar een advies van de Commissie voor de bezwaarschriften van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16 december 2002, de hiertegen door de vereniging “Vereniging Christelijk Voortgezet Onderwijs”, het openbaar lichaam “Scholen voor voortgezet onderwijs te Zutphen”, de stichting “Stichting Isendoorn”, de vereniging “Vereniging voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs in Apeldoorn e.o.”, de stichting “Stichting Rooms Katholiek, Protestants Christelijk en Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs Achterhoek” en de colleges van burgemeester en wethouders van Doetinchem en Zutphen (hierna: de wederpartijen) gemaakte bezwaren gegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2002 herroepen en het verzoek van de stichting alsnog afgewezen.
Tegen dit besluit hebben - voorzover thans van belang - appellanten en de stichting bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 3 februari 2003, beroep ingesteld. De stichting heeft haar beroep aangevuld bij brief van 4 maart 2003. Appellanten hebben hun beroep aangevuld bij brief van 10 maart 2003.
Bij brief van 6 juni 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 11 november 2003 heeft de stichting haar beroep van 3 februari 2003 ingetrokken.
Na afloop van het vooronderzoek zijn van partijen nog nadere stukken ontvangen. Afschriften daarvan zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. W. Brussee, advocaat te Den Haag, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts zijn de wederpartijen, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Pomeren, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Desgevraagd hebben partijen nog stukken ingezonden. Met hun toestemming is een hernieuwde behandeling ter zitting achterwege gelaten en nadien is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting hebben appellanten betoogd dat zij ook namens de gemeenteraden van Brummen, Doesburg, Rheden en Rozendaal beroep hebben ingesteld. Ofschoon appellanten, gezien artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet - zoals deze bepaling met ingang van 7 maart 2002 luidt -, niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om namens de gemeenteraad beroep in te stellen, moet worden geconstateerd dat zij niet uiterlijk binnen de beroepstermijn, doch eerst ter zitting hebben bekendgemaakt dat dat door hen mede is beoogd. Aangezien na het verstrijken van de beroepstermijn in beginsel geen wijziging meer kan plaatsvinden van de identiteit van de indiener van een beroep en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die dit hier anders maken, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, voorzover appellanten hebben beoogd om namens de gemeenteraden van Brummen, Doesburg, Rheden en Rozendaal beroep in te stellen.
2.2. Vast staat dat de stichting heeft berust in de beslissing op bezwaar, waarbij haar verzoek om goedkeuring van de verplaatsing van de h.a.v.o.- en v.w.o.-afdelingen van de regionale scholengemeenschap 'Het Rhedens' van de locatie in Rozendaal naar de in aanbouw zijnde unilocatie in Dieren, alsnog is afgewezen, en haar daartegen gerichte beroep op 11 november 2003 heeft ingetrokken.
2.2.1. Gelet hierop kan niet meer worden bereikt wat appellanten met hun beroep beogen te bewerkstelligen, te weten de genoemde verplaatsing. Het belang van appellanten bij beoordeling van het door hen ingestelde beroep is met de intrekking van het beroep van de stichting dan ook komen te vervallen.
Appellanten kunnen niet worden gevolgd in het betoog dat zij met het oog op door hen beweerdelijk geleden schade belang hebben behouden bij beoordeling van hun beroep. In de stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, kan dat belang op zichzelf wel worden gevonden. Daartoe is echter vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het besluit van 23 december 2002. Zo al kan worden aangenomen dat appellanten in dit kader schade hebben geleden, dan is reeds op voorhand onaannemelijk dat deze het gevolg is van het besluit van 23 december 2002. Veeleer moet ervan worden uitgegaan dat deze schade verband houdt met voorzieningen die vanwege appellanten zijn getroffen, vooruitlopend op nog te verlenen dan wel verleende, maar nog niet in rechte onaantastbaar geworden, goedkeuring dan wel met (financiële) verwachtingen die bij appellanten zijn ontstaan. Nu nog geen sprake was van een onherroepelijk verleende goedkeuring, komt deze schade, zo die zich al voordoet, voor rekening en risico van appellanten.
2.2.2. Ook voorzover appellanten op eigen naam beroep hebben ingesteld, dient het, wegens het ontbreken van procesbelang, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Schuurman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004
282.