ECLI:NL:RVS:2004:AO2886

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304783/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor een forellenvisserij annex horeca-inrichting met betrekking tot geluidshinder

In deze zaak gaat het om de toewijzing van een revisievergunning voor een forellenvisserij annex horeca-inrichting, verleend door het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde. De vergunning is verleend op 3 juni 2003 en betreft een locatie in de gemeente Vlagtwedde. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor geluidshinder die voortvloeit uit de activiteiten van de inrichting. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 december 2003, waarbij zowel de vergunninghouder als de gemeente vertegenwoordigd waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Wet milieubeheer besproken, die bepalen onder welke voorwaarden een vergunning kan worden verleend of geweigerd. De appellanten hebben aangevoerd dat de geluidvoorschriften niet nageleefd zullen worden, vooral tijdens feesten in de avonduren. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat de vergunning is verleend met specifieke voorschriften die geluidshinder moeten voorkomen, zoals het verbod op feesten na 19.00 uur en het sluiten van deuren en ramen tijdens dergelijke evenementen.

De Afdeling heeft de akoestische onderzoeken die door de vergunninghouder zijn uitgevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat de geluidnormen in de avondperiode kunnen worden nageleefd. De appellanten hebben geen overtuigende argumenten aangedragen die de juistheid van deze onderzoeken in twijfel trekken. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat de vergunning rechtmatig is verleend en dat de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende bescherming bieden tegen geluidshinder.

Uiteindelijk heeft de Raad van State de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende vergunning in stand blijft. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2004.

Uitspraak

200304783/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2003, kenmerk Besluitnummer 18, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouders] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een forellenvisserij annex horeca-inrichting op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Vlagtwedde, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 12 juni 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 17 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2003, en appellanten sub 2 bij brief van 21 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 augustus 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2003, waar verweerder, vertegenwoordigd door S. Capelle en J.H. Alting, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghouder [naam een der vergunninghouders], bijgestaan door mr. E. Hardenberg, advocaat te Groningen.
2. Overwegingen
2.1. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.
2.2. Appellanten vrezen geluidhinder. Zij stellen dat de geluidvoorschriften behorende bij de vergunning niet zullen worden nageleefd. In dit kader voeren zij aan dat er in de avondperiode tijdens feesten meer mensen op het terras van de inrichting aanwezig zullen zijn dan verweerder bij de beoordeling van de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende aanvraag heeft aangenomen. Ook voeren zij aan dat in de akoestische onderzoeken die door verweerder bij de beoordeling van de aanvraag zijn betrokken het stemgeluid onjuist is beoordeeld.
2.3. Verweerder heeft zich bij de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder mede gebaseerd op een in opdracht van de aanvragers uitgevoerd akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 19 februari 2003, kenmerk 2271/NAA/jn/fw/6 van Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV (verder: het rapport). In dit rapport wordt geconcludeerd dat wanneer er rekening wordt gehouden met (barbecue-) feestjes op het terras het stemgeluid kan leiden tot een overschrijding van de geluidnormen in de avondperiode. Tevens wordt geconcludeerd dat bij een binnenniveau van muziekgeluid hoger dan 65 dB(A) er eveneens een overschrijding van de geluidnormen kan optreden als bij dit binnenniveau de ramen en deuren geopend zijn. Naar aanleiding van deze conclusie en de tegen het ontwerp-besluit ingediende bedenkingen is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat bij de aanwezigheid op het terras van gemiddeld 16 mensen ruimschoots aan de geluidnormen voor de avondperiode kan worden voldaan.
Naar aanleiding van de bovengenoemde akoestische onderzoeken zijn onder meer de voorschriften 5.1.6. en 5.1.7 aan de vergunning verbonden. In voorschrift 5.1.6 is bepaald dat er na 19.00 uur geen feestjes mogen worden gehouden op het terras. In voorschrift 5.1.7 is bepaald dat tijdens feestjes in de horeca-inrichting in de avond- en nachtperiode deuren en ramen gesloten dienen te worden gehouden en dat de deuren slechts geopend mogen worden voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
2.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat onder feestje wordt verstaan een groep gasten die georganiseerd samenkomen en die na het vissen in de vijvers gezamenlijk dineren in het restaurant. Het terras biedt plaats aan ongeveer 20 zittende personen en is gelegen aan de straatzijde van het restaurant. Aangezien de gasten behorende tot het feestje ten gevolge van voorschrift 5.1.6 niet tijdens de avondperiode op het terras mogen verblijven, zullen in die periode alleen passanten en gasten die individueel de inrichting bezoeken aldaar aanwezig zijn. Voorts is gebleken dat de kantine van de inrichting het karakter heeft van een restaurant waarbij het binnenniveau van het muziekgeluid ongeveer 65 dB(A) zal bedragen en dat in de inrichting geen live-muziek wordt gespeeld of dansfeesten worden gehouden.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de uitgevoerde akoestische onderzoeken en de weergave daarvan in de rapporten. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd en ook overigens ziet de Afdeling, mede gelet op het vorenstaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de aan de vergunning verbonden voorschriften waaronder de voorschriften 5.1.6 en 5.1.7 niet naleefbaar zijn. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat een voorschrift zoals 5.1.7 ter voorkoming van geluidoverlast niet ongebruikelijk is. De Afdeling komt tot de conclusie dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met het stellen van voorschriften geluidhinder door het in werking zijn van de inrichting overeenkomstig de vergunning kan worden voorkomen dan wel in voldoende mate kan worden beperkt.
Voorzover appellanten vrezen dat deze aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd, heeft deze beroepsgrond geen betrekking op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en kan om die reden niet slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.
2.5. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Plambeck
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004
159-314.