ECLI:NL:RVS:2004:AO2905

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303188/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

200303188/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellant sub 1], alsmede de bewoners van [locatie sub 1], [locatie sub 2], [locatie sub 3], drie bewoners van [locatie sub 4], [locatie sub 5], [locatie sub 6], [locatie sub 7], 2 bewoners van [locatie sub 8], twee bewoners van [locatie sub 9] en [locatie sub 10], en
2. [appellant sub 2] alsmede de bewoners van [locatie sub 11] tot en met [locatie sub 12], [locatie sub 13] en 4 bewoners van [locatie sub 14], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 22 april 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2001 heeft de raad van de gemeente Rotterdam (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) genomen voor gronden gelegen aan [locatie sub 15], code BHH.
Bij besluit van 12 maart 2002 heeft de gemeenteraad met toepassing van artikel 21, eerste lid, van de WRO (opnieuw) een voorbereidingbesluit genomen voor de gronden gelegen aan [locatie sub 15], code BHH.
Bij besluit van 16 januari 2003 heeft de gemeenteraad de bezwaren tegen het besluit van 5 april 2001 ongegrond verklaard en de bezwaren tegen het besluit van 12 maart 2002 ongegrond verklaard en dit besluit onder handhaving van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 22 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten van de Heer Hugostraat en van de [locatie sub 13] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, het besluit voor zover dat ziet op het bezwaar gericht tegen het besluit van 12 maart 2002 vernietigd, het beroep van de andere appellanten in zoverre gegrond verklaard en het beroep van die appellanten voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is [partij] wonend te [woonplaats], in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2004, waar van de zijde van appellanten [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [gemachtigde] in persoon, bijgestaan door mr. R.A. Felix, advocaat te Rotterdam, de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. M.H.H.T.A. Kuipers, ambtenaar der gemeente, en [partij] in persoon, zijn verschenen.
Tijdens de zitting heeft de Afdeling appellanten om nadere inlichtingen gevraagd. Appellanten hebben deze bij brieven van 21 en 26 januari 2004 verstrekt.
Aangezien partijen ter zitting toestemming hebben gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting, heeft de Afdeling vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Het voorbereidingsbesluit houdt verband met het bouwplan van [partij] voor het oprichten van vier woningen ten behoeve van minder validen en een winkel gelegen op het perceel Vlietlaan hoek Heer Hugostraat te Rotterdam.
2.2. Appellanten hebben bij de hiervoor genoemde brieven van 21 en 26 januari 2004 bericht dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 4 juli 2003, waarbij hun bezwaar tegen de aan [partij] bij besluit van 29 januari 2003 verleende bouwvergunning ter uitvoering van diens bouwplan, ongegrond is verklaard.
2.3. Niet valt in te zien dat appellanten door de mogelijke gegrondverklaring van hun hoger beroep in een gunstiger positie zouden geraken, nu de bouwvergunning voor het bouwplan van [partij] inmiddels rechtens onaantastbaar is geworden. Een eventueel oordeel over de voorbereidingsbesluiten kan derhalve niet meer leiden tot vernietiging van de bouwvergunning. Weliswaar hebben appellanten gesteld schade als gevolg van de voorbereidingsbesluiten als zodanig te hebben geleden, maar deze is in het geheel niet geconcretiseerd.
2.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004
202.