ECLI:NL:RVS:2004:AO2947

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307851/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Beekhuis
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake nadere eisen voor inrichting van detailhandel en ambachtsbedrijven

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 januari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, handelend onder de naam 'Twin Scooters', had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, waarin nadere eisen werden gesteld aan de inrichting van zijn bedrijf op een specifiek perceel. Deze eisen waren gebaseerd op het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer en hadden als doel om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen. Verzoeker had in november 2003 beroep ingesteld tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 16 januari 2004 ter zitting werd behandeld.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de nadere eisen, waaronder beperkingen op de openingstijden van de winkel en het gebruik van de testbank, noodzakelijk zijn om te voldoen aan de geluidnormen. Verweerder had akoestisch onderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat zonder deze maatregelen de geluidvoorschriften zouden worden overschreden. Verzoeker betoogde dat de eisen onevenredig zijn en dat er alternatieve maatregelen mogelijk zijn om geluidhinder te beperken. Echter, de Voorzitter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de conclusies van de akoestische onderzoeken onjuist waren.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de redelijkheid van de opgelegde nadere eisen. De uitspraak benadrukt het belang van het beschermen van omwonenden tegen geluidshinder en de noodzaak voor bedrijven om zich aan de geldende regelgeving te houden.

Uitspraak

200307851/2.
Datum uitspraak: 30 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] handelend onder de naam "Twin Scooters", wonend te [woonplaats],
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2003 heeft verweerder krachtens het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (verder: het Besluit) nadere eisen gesteld met betrekking tot de inrichting van verzoeker op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Nuenen, sectie […], nummer […].
Bij besluit van 7 oktober 2003, verzonden op 14 oktober 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 24 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 januari 2004, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, advocaat te Leusden, en verweerder, vertegenwoordigd door J.J.M. van der Eerden, gemachtigde, zijn verschenen.
Voorts zijn [partij A], vertegenwoordigd door mr. F.J.W.T. Lamers-Litjens, advocaat te Lieshout, [partij B] daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De nadere eisen, voorzover hier aan de orde, strekken er – kort gezegd – toe dat de testbank uitsluitend gebruikt mag worden tussen 07.00 en 19.00 uur en dat de winkel tussen 19.00 en 07.00 uur gesloten dient te zijn met uitzondering van de koopavond. Verweerder stelt na afweging van de betrokken belangen dat deze eisen noodzakelijk zijn om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen. Volgens verweerder is uit akoestisch onderzoek gebleken dat zonder de in de nadere eisen genoemde maatregelen de geluidvoorschriften uit de bijlage behorende bij het Besluit worden overschreden.
2.3. Verzoeker stelt dat hij door de nadere eisen onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Bovendien, zo stelt hij, zijn er andere maatregelen om de mogelijke geluidhinder te beperken denkbaar.
2.4. Door verweerder zijn diverse akoestische onderzoeken uitgevoerd. In de rapporten die naar aanleiding daarvan zijn opgesteld wordt onder meer geconcludeerd dat aanmerkelijke overschrijdingen van de geluidnormen in de avondperiode door het gebruik van de testbank en de openstelling van de winkel zullen plaatsvinden. Door verzoeker is niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusies onjuist zijn. Ook overigens is niet gebleken dat de door verweerder uitgevoerde akoestische onderzoeken onjuist zijn.
Voorzover verzoeker heeft betoogt dat door wijzigingen in de bedrijfsvoering deze conclusies inmiddels achterhaald zijn, merkt de Voorzitter op dat door verzoeker niet aannemelijk is gemaakt dat door deze wijzigingen, wat daar verder ook van zij, de geluidproductie van de testbank al is afgenomen. Evenmin is aannemelijk geworden dat door andere maatregelen dan die welke zijn opgenomen in de nadere eisen, zoals het plaatsen van een hekwerk, overschrijdingen van de geluidnormen in de avondperiode door het gebruik van de testbank en de openstelling van de winkel kunnen worden voorkomen.
Gelet op het bovenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het opleggen van de nadere eisen heeft kunnen overgaan.
2.5. De Voorzitter ziet aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2004
154-314.