ECLI:NL:RVS:2004:AO3316

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307165/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

200307165/2.
Datum uitspraak: 3 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Putten, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 januari 2003, het bestemmingsplan “De Kom, herziening Harderwijkerstraat 2-4” vastgesteld.
Bij besluit van 2 september 2003, kenmerk RE2003.24672, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij telefax-bericht van 29 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2004, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Turenhout, advocaat te Alphen aan den Rijn, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Putten, vertegenwoordigd door F.W. Fabriek, wethouder, en G. Alberts, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een appartementencomplex met een ondergrondse parkeergarage op het perceel Harderwijkerstraat 2-4, op de hoek met de Postweg te Putten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoeker is van mening dat het plan voorziet in de mogelijkheid ter plaatse een te massaal appartementencomplex op te richten, hetgeen niet in overeenstemming is met de nota “Stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de bebouwde kom van Putten” van de gemeenteraad (hierna: de nota). Voorts vreest hij dat de zichtlijnen van zijn monumentale pand aan de [locatie] zullen worden aangetast.
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat ten gevolge van het plan ter plaatse te weinig openbare parkeergelegenheid zal zijn.
Tot slot heeft hij aangevoerd dat ten gevolge van de uitrit van het complex verkeersproblemen zullen ontstaan.
2.4. Verweerder is van mening dat de door de gemeenteraad gemaakte keuze om in het centrumgebied, op een inbreidingslocatie, de bouw van een appartementencomplex mogelijk te maken, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder onderschrijft het standpunt van de gemeenteraad dat een appartementencomplex van enige omvang past binnen de bestaande bebouwing en derhalve niet in strijd is in strijd is met genoemde nota.
2.5. Verzoeker heeft een notariskantoor aan de [locatie], op ongeveer 32 meter ten zuidwesten van het plangebied. Het kantoor is gevestigd in een oude boerderij, een Rijksmonument.
De bezwaren van verzoeker richten zich niet tegen de mogelijkheid van het bouwen van een appartementencomplex ter plaatse, maar tegen de hoogte en omvang van dit complex.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ter plaatse een appartementencomplex kan worden gerealiseerd met vier bouwlagen of drie bouwlagen met een zolder/vliering met een totale oppervlakte van ongeveer 790 m² en een maximale hoogte van 14 meter.
Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat in de directe omgeving van het plangebied de hoogte van de bebouwing varieert van drie meter tot ongeveer elf à twaalf meter. Tevens zijn in de directe omgeving twee supermarkten aanwezig met een oppervlakte van respectievelijk 1.400 m³ respectievelijk 1.100 m³ alsmede een appartementencomplex met een oppervlakte van circa 420 m².
Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan past binnen de bestaande bebouwing.
Voorts is de Voorzitter niet gebleken dat het plan niet in overeenstemming is met het in de nota neergelegde beleid van de gemeenteraad dat er op gericht is het dorpse karakter van Putten te bewaren.
Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is de Voorzitter van oordeel dat de zichtbaarheid van het monumentale pand van verzoeker vrijwel ongewijzigd zal blijven. In zoverre bestaat naar het oordeel van de Voorzitter evenmin strijd met genoemde nota.
2.6. Met betrekking tot de vrees van verzoeker dat ter plaatse te weinig openbare parkeergelegenheid zal zijn, overweegt de Voorzitter dat, gelet op de stukken alsmede het verhandelde ter zitting, in de omgeving van het kantoor van verzoeker in voldoende mate (gratis) parkeergelegenheid aanwezig is.
2.7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat op het kruispunt Postweg-Harderwijkerstraat een relatief hoge verkeersdruk voorkomt. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de uitrit van de ondergrondse parkeergarage van het appartementencomplex op ongeveer 30 meter afstand van dit kruispunt komt te liggen en op een afstand van circa 15 meter van de uitrit van het notariskantoor. Gezien deze afstanden ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten voor de opvatting dat ten gevolge van het plan ernstige verkeersproblemen zullen ontstaan, met name op genoemd kruispunt.
2.8. In hetgeen door verzoeker voor het overige is aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
In verband met het vorenstaande bestaat geen aanleiding het verzoek in te willigen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2004
328.