ECLI:NL:RVS:2004:AO3329

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308767/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor tankstation aan de Ubbergseweg te Nijmegen

Op 4 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen aan Total Fina Elf N.V. een revisievergunning verleend voor een tankstation aan de Ubbergseweg 160 te Nijmegen, onder het kenmerk WM nr. 88-01. Dit besluit werd aangevochten door verzoekers, die op 22 december 2003 beroep instelden en tegelijkertijd verzochten om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 27 januari 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoekers vertegenwoordigd door twee van hen, terwijl de gemeente Nijmegen werd vertegenwoordigd door mr. I.M.I. van den Berg en P. Otten. Total Fina Elf N.V. was vertegenwoordigd door mr. P. Raven, advocaat te Rotterdam.

De verzoekers stelden dat er uitsluitend een milieuvergunning voor het tankstation aan de zuidzijde van Rijksweg 53 verleend kon worden, gebaseerd op bestaande rechten uit de Hinderwetvergunning. Ze betoogden dat de vigerende Hinderwetvergunning voor het voormalige tankstation aan de noordzijde was vervallen, waardoor de bestaande rechten onjuist waren vastgesteld. De Voorzitter merkte op dat de vraag of de vestiging of uitbreiding van de inrichting past in het bestemmingsplan geen rol speelt bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de vergunning op basis van de Wet milieubeheer.

De Voorzitter concludeerde dat de aanvraag om een revisievergunning in behandeling kon worden genomen, ook al was er sprake van een verkleining of verplaatsing van de inrichting. De milieuaspecten, zoals geluidoverlast en veiligheid, waren getoetst aan de meest recente milieu-inzichten, en de vergunning bood voldoende bescherming aan omwonenden. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200308767/2.
Datum uitspraak: 5 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te Nijmegen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2003, kenmerk WM nr. 88-01, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan Total Fina Elf N.V. een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen, gelegen aan de Ubbergseweg 160 te Nijmegen, kadastraal bekend gemeente Nijmegen, sectie A, nummers 7672 en 8999.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 22 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2003, beroep ingesteld. Bij brief van dezelfde datum hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2003. Daar is namens verzoekers het woord gevoerd door [twee van de verzoekers]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door mr. I.M.I. van den Berg en P.Otten, ambtenaren van de gemeente. Namens Total Elf Fina N.V. is verschenen mr. P. Raven, advocaat te Rotterdam.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers stellen zich in essentie op het standpunt dat uitsluitend een milieuvergunning voor het tankstation aan de zuidzijde van Rijksweg 53 kan worden verleend op basis van de bestaande rechten die kunnen worden ontleend aan de Hinderwetvergunning, zodat uitbreiding aan de zuidzijde niet is toegestaan. Daarbij wijzen zij er op dat verweerder heeft miskend dat de vigerende Hinderwetvergunning is vervallen voor het voormalige tankstation aan de noordzijde van Rijksweg 53, waardoor de omvang van de bestaande rechten onjuist is vastgesteld. Volgens verzoekers is dan ook feitelijk sprake van een nieuwe inrichting, waarvoor op deze locatie echter geen vergunning kan worden verleend.
2.3. De Voorzitter stelt voorop dat de vraag of vestiging/uitbreiding van de inrichting op deze locatie past in het bestemmingsplan en of daarvoor een bouwvergunning kan worden verleend, geen rol speelt bij de beoordeling van de rechtmatigheid van deze vergunning ingevolge de Wet milieubeheer.
Voorzover het betoog van verzoekers er toe strekt dat er sprake is van een nieuwe inrichting waarvoor een oprichtingsvergunning had moeten worden aangevraagd in plaats van een revisievergunning, merkt de Voorzitter op dat artikel 8.4 van de Wet milieubeheer op zichzelf geen beletsel opwerpt om een revisievergunning te verlenen indien het grondgebied van de inrichting wordt verkleind en/of deels wordt verplaatst en de (tank)activiteiten van de inrichting op een andere wijze en andere plaats binnen de inrichting worden uitgevoerd dan eerder was vergund. De Voorzitter is dan ook van oordeel dat in dit geval de aanvraag om een revisievergunning als zodanig in behandeling kon worden genomen.
Wat betreft de door verzoekers aan de orde gestelde milieuaspecten van de inrichting – met name geluidoverlast, verkeersaantrekkende werking en veiligheid – heeft verweerder de aanvraag om vergunning getoetst aan de meest recente milieu-inzichten, zoals nader is weergegeven in de considerans van het besluit. Verder wordt voldaan aan het LPG-Besluit. Die toetsing biedt de Voorzitter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de vergunning een ontoereikend beschermingsniveau biedt aan omwonenden. Gelet daarop is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit niet relevant om vast te stellen in hoeverre er rechten zouden kunnen worden ontleend aan de gedeeltelijk vervallen Hinderwetvergunning.
2.4. De Voorzitter ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Concluderend dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2004
157.