ECLI:NL:RVS:2004:AO3905

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302128/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.A.M. van Angeren
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor werkwoningen in beschermd stadsgezicht Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de verenigingen "Singelpingel" en "De Miefabriek" tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 11 november 1999 een bouwvergunning verleend aan Woningbeheer N.V. voor het bouwen van vier werkwoningen op het perceel Houtzagerssingel 42 tot en met 48. De verenigingen maakten bezwaar tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde in een eerdere uitspraak dat het college een nieuw besluit moest nemen, maar in een latere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van "De Miefabriek" niet-ontvankelijk en het beroep van "Singelpingel" gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

De verenigingen gingen in hoger beroep bij de Raad van State. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand had gelaten, omdat de aanhoudingsplicht van artikel 51 van de Woningwet vereist dat er een ter bescherming van het stadsgezicht strekkend bestemmingsplan in voorbereiding moet zijn. De Raad concludeerde dat de enkele aanwezigheid van een voorontwerp-bestemmingsplan niet voldoende is om de aanhoudingsplicht te doorbreken. Het hoger beroep van "Singelpingel" werd gegrond verklaard, en de Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen in stand hield. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

200302128/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Singelpingel" en de vereniging "De Miefabriek", beide gevestigd te Den Haag,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 17 februari 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan de naamloze vennootschap “Woningbeheer N.V.” (hierna: Woningbeheer) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van vier werkwoningen op het perceel Houtzagerssingel 42 tot en met 48 te Den Haag (hierna: het perceel).
Bij besluit van 9 mei 2000 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2001 heeft de rechtbank ‘s-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door de vereniging "Singelpingel” ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 mei 2000 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 27 augustus 2001 heeft het college het door de vereniging "Singelpingel" gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 november 1999 opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2003, verzonden op 18 februari 2003, heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep voorzover ingediend door de vereniging “De Miefabriek” niet-ontvankelijk verklaard en voorzover ingediend door de vereniging “Singelpingel” gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 31 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 juni 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door P.J. Bos, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door E.R.J. Herklots, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar Woningbeheer, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. van der Valk, advocaat te Den Haag, verschenen.
2. Overwegingen
Ten aanzien van het hoger beroep van de vereniging “De Miefabriek”
2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt of administratief beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit.
2.2. De beslissing van 27 augustus 2001 heeft alleen betrekking op de door de vereniging “Singelpingel” gemaakte bezwaren. Gelet op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kon alleen deze vereniging in haar beroep tegen die beslissing worden ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van de Vereniging “De Miefabriek” terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen door deze vereniging ingestelde hoger beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het hoger beroep van de vereniging “Singelpingel”
2.3. Het bouwplan strekt tot vervanging van zeven woningen en bedrijfspanden in een gebied dat bij besluit van 29 juni 1994 door de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is aangewezen als beschermd stadsgezicht, als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
2.4. Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de Woningwet houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, de beslissing omtrent een aanvraag om bouwvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en de aanvraag een bouwwerk betreft, behorend tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988, waarvoor nog geen ter bescherming daarvan strekkend bestemmingsplan geldt.
Ingevolge het derde lid — voorzover thans van belang — kunnen zij in afwijking daarvan de bouwvergunning verlenen indien het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde, ter bescherming van het beschermde stadsgezicht strekkende bestemmingsplan en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
2.5. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar vernietigd, omdat ten tijde van het nemen van dat besluit nog geen ter bescherming van het beschermde stadsgezicht strekkend bestemmingsplan in voorbereiding was. Het college kon dan ook (nog) niet op de door Woningbeheer ingediende aanvraag om bouwvergunning beslissen.
De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Zij is van oordeel dat het inmiddels voorhanden zijnde voorontwerp-bestemmingsplan, dat voorziet in opneming van een op het beschermde stadsgezicht toegesneden beschermingsregeling in de planvoorschriften, voldoende is om de aanhouding ingevolge artikel 51, derde lid, voornoemd te doorbreken. Nu het bouwplan in overeenstemming is met dit voorontwerp-bestemmingsplan en niet valt in te zien dat dit plan geen rechtskracht zal verkrijgen, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het college bevoegd was om op de aanvraag om bouwvergunning te beslissen.
2.6. De vereniging “Singelpingel” betoogt in hoger beroep uitsluitend dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. Dit betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 augustus 2002, in zaak 200104940/1 (www.raadvanstate.nl), beoogt de in artikel 51 van de Woningwet neergelegde aanhoudingsplicht een gebied, dat is aangewezen als beschermd dorps- of stadsgezicht, tegen ongewenste ontwikkelingen te beschermen. Dit betekent dat voor een bouwplan, waarop de aanhoudingsplicht van toepassing is, slechts bouwvergunning kan worden verleend, indien is voldaan aan het bepaalde in het derde lid van dat artikel. Daarvoor is vereist dat het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde, ter bescherming van het beschermde stads- of dorpsgezicht strekkende bestemmingsplan. De enkele aanwezigheid van een voorontwerp-bestemmingsplan is niet voldoende om de aanhoudingsplicht te doorbreken. Reeds daarom kan de aangevallen uitspraak niet in stand blijven.
2.7. Het hoger beroep van de vereniging “Singelpingel” is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voorzover daarbij de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar van 9 mei 2000 in stand zijn gelaten. In de nieuw te nemen beslissing op bezwaar dient het college aandacht te besteden aan de door de vereniging “Singelpingel” geconstateerde discrepantie tussen de voorschriften van het inmiddels ter inzage gelegde ontwerp bestemmingsplan en de - op het Monumenten Inventarisatie Project gebaseerde – eisen voor dit perceel in de beleidsvoorbereidende notitie “Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten” en de begeleidende brief van de wethouder van Verkeer, Binnenstad en Monumenten van 24 april 2002.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van de vereniging “De Miefabriek” ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep van de vereniging “Singelpingel” gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 17 februari 2003, AWB 01/3559 WW44, voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
IV. draagt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
V. gelast dat de gemeente Den Haag aan de vereniging “Singelpingel” het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht
(€ 348,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2004
53-429.