ECLI:NL:RVS:2004:AO3992

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400209/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • L.J. Können
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd aan Woningstichting Rochdale

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 februari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de stichting "Woningstichting Rochdale". De stichting had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd wegens overtredingen van milieuregels in het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer. Het besluit was genomen op 2 december 2003 en betrof specifieke voorschriften die betrekking hadden op de stookruimten en installaties in het woongebouw aan de De Boelelaan te Amsterdam.

Tijdens de zitting op 3 februari 2004 heeft de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat en gemachtigden, aangevoerd dat zij op korte termijn zou starten met renovaties aan het gebouw, waarbij de stookinstallaties zouden worden vervangen. Verzoekster betoogde dat het onredelijk was om nu al aan haar te verlangen dat zij de installaties in overeenstemming zou brengen met de voorschriften, gezien de aanstaande renovatie en de hoge kosten die dit met zich zou brengen. Verweerder, de gemeente Amsterdam, gaf aan geen bezwaar te hebben tegen schorsing van het besluit in afwachting van de behandeling van het bezwaarschrift.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft, na afweging van de belangen, besloten om de last onder dwangsom te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente Amsterdam veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoekster, alsook tot vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de Raad van State omgaat met verzoeken om voorlopige voorzieningen, vooral in situaties waarin de belangen van partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Uitspraak

200400209/1.
Datum uitspraak: 13 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Woningstichting Rochdale", gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de
gemeente Amsterdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2003, kenmerk W52/0024 DMB 2003, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd wegens het overtreden van de voorschriften 1.3.4, 1.4.1, 1.6.2, 1.6.7, 2.1.2, 2.1.4 en 3.2.1 in de bijlage van het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer (hierna: het Besluit).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, mr. drs. K.F.S.T. Mantiri en J.J. van Dorsser, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. L.W. Oost Lievense, ambtenaar van de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In de vorengenoemde voorschriften in de bijlage van het Besluit zijn eisen gesteld ten aanzien van de stookruimten en de hierin aanwezige installaties. De onderhavige last onder dwangsom is opgelegd wegens het overtreden van deze voorschriften in het woongebouw De Boelelaan te Amsterdam. Tussen partijen is niet in geschil dat deze voorschriften worden overtreden. Verweerder was dan ook bevoegd de onderhavige last onder dwangsom op te leggen.
2.2. Ter zitting heeft verzoekster gesteld dat zij op korte termijn zal starten met het renoveren van het vorengenoemde woongebouw. De desbetreffende stookruimten worden daarbij gemoderniseerd. Verzoekster heeft gesteld dat zij de huidige stookinstallaties zal vervangen; zij zal van huisbrandolie op stadsverwarming of aardgasgestookte verwarmingsinstallaties overgaan. Zij heeft naar voren gebracht dat zij het met het oog op deze renovatie niet redelijk acht dat thans van haar wordt verlangd dat zij de stookruimten en de hierin aanwezige stookinstallaties in overeenstemming brengt met het gestelde in de eerdergenoemde voorschriften van het Besluit. Zij heeft erop gewezen dat dit voor haar hoge kosten met zich brengt, terwijl de installaties binnenkort worden vervangen. Verder heeft zij betoogd dat de huidige stookinstallaties regelmatig door haar worden geïnspecteerd en dat er een storingsvoorziening is aangebracht. Volgens haar is er op dit moment geen sprake van een onveilige situatie en is het verantwoord om tot aan de renovatie met de huidige installaties verder te gaan.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat hij er, gelet op de recente ontwikkelingen, geen bezwaar tegen heeft dat het bestreden besluit in afwachting van de behandeling van het bezwaarschrift van verzoekster wordt geschorst. Hij heeft erop gewezen dat de desbetreffende stookinstallaties onlangs door hem zijn geïnspecteerd en dat deze inspectie heeft uitgewezen dat er, als gevolg van het niet naleven van de voorschriften van het Besluit, geen sprake is van een onveilige situatie.
2.3. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam van 2 december 2003, kenmerk W52/0024 DMB 2003, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 355,08, waarvan een gedeelte groot € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Amsterdam te worden betaald aan verzoekster;
III. gelast dat de gemeente Amsterdam aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Können
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2004
301-404.