ECLI:NL:RVS:2004:AO4365

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303744/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor zeeaaskwekerij in Terneuzen

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 februari 2004 uitspraak gedaan over een beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen. Het college had op 28 april 2003 een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een zeeaaskwekerij op een specifiek perceel in Terneuzen. Dit besluit werd op 8 mei 2003 ter inzage gelegd. De appellant, wonend te [woonplaats], heeft op 9 juni 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, wat op 11 juni 2003 is ontvangen. In de tussentijd heeft verweerder op 7 augustus 2003 een verweerschrift ingediend en zijn er nadere stukken ontvangen van de appellant.

De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, na een verwijzing van een meervoudige kamer. De zitting vond plaats op 20 november 2003, waar de appellant in persoon aanwezig was. Tijdens de procedure heeft verweerder op 14 november 2003 laten weten dat er op 6 november een ontwerpbesluit tot intrekking van de oprichtingsvergunning was genomen. Tevens werd meegedeeld dat de reeds gebouwde kweekvijvers volledig zijn afgebroken en dat er op het perceel geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden.

Op 18 december 2003 werd het besluit van 5 december 2003, waarbij de oprichtingsvergunning was ingetrokken, ter inzage gelegd. Aangezien tegen dit intrekkingsbesluit geen beroep is ingesteld, is dit besluit in rechte onaantastbaar geworden. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de appellant onder deze omstandigheden geen processueel belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200303744/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2003, kenmerk 1926/wm03050/s86, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een zeeaaskwekerij op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Terneuzen, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 8 mei 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 9 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 augustus 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2003, waar appellant in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 28 april 2003 is voor de onderhavige inrichting een oprichtingsvergunning verleend voor een zeeaaskwekerij. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij brief van 14 november 2003 heeft verweerder laten weten dat op 6 november een ontwerpbesluit tot intrekking van deze oprichtingsvergunning is genomen. Voorts heeft hij medegedeeld dat de reeds gebouwde kweekvijvers volledig zijn afgebroken en op het perceel geen enkele bedrijfsmatige activiteit meer plaatsvindt.
Op 18 december 2003 is het besluit van 5 december 2003 waarbij de oprichtingsvergunning is ingetrokken ter inzage gelegd. Vaststaat dat tegen dit besluit geen beroep is ingesteld. Uit het vorenstaande volgt dat dit intrekkingsbesluit thans in rechte onaantastbaar is. De Afdeling is niet gebleken dat appellant onder deze omstandigheden nog processueel belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Koten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
324.