ECLI:NL:RVS:2004:AO4386

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305272/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.M.E.A. Neuwahl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Damsigt en goedkeuring door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Damsigt" door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg, dat op 29 oktober 2002 is vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders had op 3 september 2002 een voorstel gedaan, dat later is aangevuld met een brief van 23 oktober 2002. De Raad van State heeft op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in het beroep dat was ingesteld door de besloten vennootschap "BP Nederland B.V." tegen het besluit van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland, die op 27 mei 2003 goedkeuring had verleend aan het bestemmingsplan.

De appellante, BP Nederland B.V., stelde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Erftoegangswegen" onterecht was, omdat dit de oprichting van een LPG-vulpunt uitsloot. De Raad van State overwoog dat de verweerder, in dit geval de gedeputeerde staten, de taak heeft om te beoordelen of het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het plan niet in strijd was met de wetgeving en dat de vestiging van een LPG-vulpunt niet uitgesloten was door de planvoorschriften.

De Raad van State concludeerde dat het beroep van appellante feitelijke grondslag miste en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2004. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200305272/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap "BP Nederland B.V.", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 september 2002, aangevuld bij brief van 23 oktober 2002, het bestemmingsplan "Damsigt" gewijzigd vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 mei 2003, kenmerk DRM/ARB/02/13007A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit is door de vennootschap onder firma “BP Nederland V.O.F.” per fax van 5 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2003, beroep ingesteld. Appellante heeft de gronden per fax van 8 september 2003 aangevuld.
Bij brief van 13 november 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door prof. mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door E.M. Arabi en S.J.J. Julen, ambtenaren van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet onder andere in een bestemmingsregeling voor een verkooppunt van motorbrandstoffen aan de Prins Bernhardlaan in het plangebied.
2.3. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming “Erftoegangswegen” met de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen”, voorzover dit plandeel het oprichten van een LPG-vulpunt uitsluit. Zij is van mening dat het eventueel niet kunnen verlenen van een milieuvergunning voor een bepaalde activiteit onvoldoende reden geeft om deze activiteit in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het bestreden plandeel in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening en heeft het plandeel goedgekeurd. Verweerder meent dat de vestiging van een LPG-vulpunt planologisch niet mogelijk gemaakt dient te worden omdat op basis van milieuwetgeving het volgens verweerder niet mogelijk is een LPG-vulpunt op de gewenste locatie te verwezenlijken.
2.5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor “Erftoegangswegen” aangewezen gronden, voorzover relevant, bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen, ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen” staat ingetekend. De Afdeling stelt vast dat artikel 16, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften de mogelijkheid van de vestiging van een LPG-vulpunt binnen de bestemming “Erftoegangswegen” niet uitsluit. Ook overigens sluit het plan de vestiging van een LPG-vulpunt ter plaatse niet uit. Hieraan doet niet af dat uit de plantoelichting kan worden afgeleid dat is beoogd de oprichting van een LPG-vulpunt ter plaatse onmogelijk te maken. In dit verband overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 12, tweede lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting, maar dat deze toelichting, gelet op het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, geen deel uit maakt van het plan. Overigens doet het bovenstaande er evenmin aan af dat voor het oprichten en in werking hebben van een tankstation met een LPG-vulpunt en voor de aanvoer van LPG ter plaatse respectievelijk een milieuvergunning en een ontheffing ingevolge artikel 22 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is vereist.
2.5.1. Gelet op het vorenstaande mist het beroep van appellante feitelijke grondslag en is mitsdien ongegrond. In verband hiermee behoeft hetgeen appellante heeft aangevoerd geen bespreking meer.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Neuwahl
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
280-459.