ECLI:NL:RVS:2004:AO4393

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305604/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.A.M. van Angeren
  • J.G. Treffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 februari 2004 uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 2 juli 2003. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hadden verzocht om herziening van de uitspraak in zaak no. 200206000/1, waarin de rechtbank Rotterdam op 30 september 2002 een beslissing had genomen. De verzoekers stelden dat in het procesverloop van de eerdere uitspraak niet was opgenomen dat [partij] ter zitting aanwezig was en dat bepaalde stukken niet waren vermeld. Ze voerden aan dat de Afdeling had nagelaten een oordeel te geven over de toepassing van artikel 2.1.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) op niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.

De Afdeling overwoog dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het biedt partijen niet de mogelijkheid om argumenten die eerder zijn aangevoerd of hadden kunnen worden aangevoerd, opnieuw naar voren te brengen. De gronden voor herziening die door verzoekers zijn aangevoerd, voldeden niet aan de eisen van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren en tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden.

Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2004.

Uitspraak

200305604/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2003, in zaak no. 200206000/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 2 juli 2003, in zaak no. 200206000/1, heeft de Afdeling beslissend op onder meer het hoger beroep van verzoekers, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2002 bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 18 augustus 2003 hebben verzoekers de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bleiswijk (hierna: het college) van antwoord gediend.
Bij brieven van 21 oktober 2003, 23 oktober 2003 en 19 januari 2004 hebben verzoekers nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2004, waar verzoekers in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Tevens is van de kant van verzoekers verschenen [partij].
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Verzoekers hebben aan hun verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat in het procesverloop van de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2003, no. 200206000/1, niet is opgenomen dat [partij] ook ter zitting aanwezig was en aldaar het woord heeft gevoerd, en bepaalde door verzoekers voor de zitting toegezonden stukken niet in het procesverloop vermeld zijn. Tevens voeren verzoekers aan dat de Afdeling heeft nagelaten een oordeel te geven over het feit dat artikel 2.1.5.2, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV) ook ziet op niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen, waarmee de APV in het eigendomsrecht van een eigenaar kan treden.
2.3. De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid argumenten, die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, alsnog naar voren te brengen.
2.4. De gronden voor herziening die door appellanten zijn aangevoerd, zijn geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
2.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. J.G. Treffers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
91-426.