ECLI:NL:RVS:2004:AO4397

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305897/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tweede bewonersparkeervergunning door stadsdeel ZuiderAmstel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tweede bewonersparkeervergunning door het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam. Het dagelijks bestuur heeft op 23 januari 2002 de aanvraag afgewezen, waarna de appellant bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 4 juni 2002 ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft op 27 augustus 2003 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in oktober 2003.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 januari 2004, waarbij het dagelijks bestuur vertegenwoordigd was door mr. M.A. de Boer. De appellant is niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de argumenten van de appellant in hoger beroep overeenkomen met die in de eerdere procedure. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het stadsdeelbestuur op basis van de geldende regelgeving verplicht was om de aanvraag af te wijzen. De Afdeling ziet geen aanleiding om af te wijken van de eerdere beslissing, ook niet in het licht van de door de appellant aangevoerde bijzondere omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 februari 2004.

Uitspraak

200305897/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de aanvraag van appellant voor een tweede bewonersparkeervergunning afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 augustus 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 oktober 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 oktober 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2004, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Appellant is met bericht niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen appellant in hoger beroep aanvoert komt geheel overeen met hetgeen hij ook in eerste instantie heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het stadsdeelbestuur op grond van de geldende regelgeving gehouden was de aanvraag voor een tweede bewonersparkeervergunning af te wijzen. In de door appellant aangevoerde bijzondere omstandigheden ziet de Afdeling in navolging van de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur toepassing had moeten geven aan de in de regelgeving opgenomen hardheidsclausule.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
290.