200306098/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] gevestigd te Ridderkerk,
het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk,
verweerder.
Op 4 oktober 2002 heeft verweerder krachtens artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht bestuursdwang toegepast ten aanzien van de inrichting aan de [locatie] te Ridderkerk vanwege overtreding van de voorschriften 1.3.4 en 3.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit). Deze beslissing tot toepassing van bestuursdwang is op 8 november 2002 door verweerder op schrift gesteld, waarbij appellante de kosten verbonden aan de toegepaste bestuursdwang zijn aangezegd.
Bij besluit van 13 juni 2003 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 22 juli 2003, bij de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam ingekomen op 23 juli 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 augustus 2003. Dit geschrift is bij brief van 9 september 2003 doorgezonden aan de Raad van State ter behandeling als beroepschrift.
Bij brief van 19 september 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.A. Pors, advocaat te Oud-Beijerland, en E.J. Veldman, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door F.C. Polet, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Het geding heeft betrekking op het [Chinese restaurant] aan de [locatie] te Ridderkerk. Appellante is eigenaar/verhuurder van het pand waarin dit restaurant is gevestigd.
Naar aanleiding van klachten met betrekking tot stankoverlast heeft verweerder op 4 oktober 2002 een controle bij voornoemd restaurant, dat op dat moment was gesloten, uitgevoerd. Gebleken is dat de stankoverlast werd veroorzaakt door diverse, van een grote hoeveelheid schimmel voorziene, etenswaren. Om verdere stankoverlast, en ongedierte, te voorkomen heeft verweerder deze etenswaren direct opgeruimd. Deze beslissing tot het toepassen van bestuursdwang heeft verweerder op 8 november 2002 op schrift gesteld, waarbij de kosten verbonden aan de toegepaste bestuursdwang aan appellante zijn aangezegd.
2.2. Appellante kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Zij heeft, kort weergegeven, aangevoerd dat zij ten onrechte is aangeschreven als overtreder, omdat zij niet verantwoordelijk is voor de geconstateerde overtreding. Appellante acht het dan ook onjuist dat verweerder in het bestreden besluit heeft bepaald dat hij de kosten van bestuursdwang op haar zal verhalen.
2.3. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking. Ingevolge het derde lid van dit artikel geschiedt de bekendmaking aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 5:24, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zorgt het bestuursorgaan, indien de situatie dermate spoedeisend is dat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan worden gesteld, alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge voorschrift 1.3.4 van het Besluit worden de binnen de inrichting aanwezige afvalstoffen zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voorzover voorkomen niet mogelijk is, worden zij zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt en gescheiden afgifte mogelijk blijft.
Ingevolge voorschrift 3.1.1 van het Besluit is de inrichting ordelijk en wordt regelmatig schoongemaakt. Insecten, knaagdieren en ander ongedierte worden zo vaak als nodig is, verwijderd en bestreden. Alle binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen worden regelmatig afgevoerd.
2.4. Vaststaat dat sprake is van een overtreding van de voorschriften 1.3.4 en 3.1.1 van het Besluit. Verweerder was derhalve bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang te besluiten.
De Afdeling stelt voorts vast dat appellante, in haar hoedanigheid van eigenaar/verhuurder van het pand waarin het restaurant is gevestigd, rechthebbende is in de zin van artikel 5:24, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zodat de bekendmaking van de beslissing tot toepassing van bestuursdwang terecht aan haar is geschied.
2.5. Wat betreft de vraag of appellante in het onderhavige geval als overtreder kan worden aangemerkt en mitsdien de kosten verbonden aan de onderhavige toepassing van bestuursdwang is verschuldigd overweegt de Afdeling het volgende. Als overtreder in de zin van artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is slechts aan te merken degene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk schendt. Appellante is eigenaar/verhuurder van, onder andere, het pand waarin het onderhavige restaurant is gevestigd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante verder geen enkele betrokkenheid heeft bij de activiteiten in het restaurant.
Onder deze omstandigheden kan appellante naar het oordeel van de Afdeling niet als overtreder van de voorschriften 1.3.4 en 3.1.1 van het Besluit worden aangemerkt. Het bestreden besluit is, wat het kostenverhaal betreft, in zoverre in strijd met artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voorzover dit betrekking heeft op de aanzegging aan appellante van kostenverhaal terzake van de in het onderhavige geval toegepaste bestuursdwang.
2.7. Nu verweerder appellante ten onrechte als overtreder van de voorschriften 1.3.4 en 3.1.1 van het Besluit heeft aangemerkt en mitsdien ten onrechte de kosten verbonden aan de onderhavige toepassing van bestuursdwang aan appellante heeft aangezegd, kan de beslissing van verweerder op het bezwaarschrift van appellante tegen het primaire besluit slechts strekken tot het herroepen van dit besluit voorzover dit betrekking heeft op de aanzegging aan appellante van kostenverhaal terzake van de in het onderhavige geval toegepaste bestuursdwang. De Afdeling zal daarom op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk van 13 juni 2003 voorzover het betrekking heeft op de aanzegging aan appellante van kostenverhaal terzake van de toegepaste bestuursdwang;
III. herroept het op 8 november 2002 op schrift gestelde besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk voorzover het betrekking heeft op de aanzegging aan appellante van kostenverhaal terzake van de toegepaste bestuursdwang;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Ridderkerk te worden betaald aan appellante;
VI. gelast dat de gemeente Ridderkerk aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004.