ECLI:NL:RVS:2004:AO4624
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Th.G. Drupsteen
- M.A.G. Stolker
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake gedoogbeschikking voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn te Amsterdam
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een gedoogbeschikking die is afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De gedoogbeschikking betreft het oprichten en in gebruik nemen van een werkplatform voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn, gelegen in de Singelgracht en omringende straten. Verzoekers, waaronder de stichting 'Stichting Behou Gerard Dou', hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 december 2003, waarin werd bepaald dat onder voorwaarden wordt afgezien van handhavend optreden. Dit besluit vervalt indien de vergunning van kracht wordt, maar ook als er een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de vergunning is ingediend.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 februari 2004. De verzoekers hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de aanvrager en vergunningverlener in dit geval hetzelfde bestuursorgaan zijn, wat volgens hen in strijd is met het gedoogbeleid. De Voorzitter overweegt dat er geen wettelijke bepaling is die dit verbiedt en dat de aanvrager, net als ieder ander, kan verzoeken om een gedoogbesluit. De Voorzitter concludeert dat het gedoogbesluit past binnen de criteria van het gedoogbeleid en dat de korte termijn voor het indienen van zienswijzen geen grond vormt voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Daarnaast hebben verzoekers bezwaren geuit tegen de aanpassing van de aanvraag en de verruiming van de werktijden, alsook tegen de geluidsnormen die zouden worden overschreden. De Voorzitter stelt vast dat de activiteiten op het werkplatform in vergelijking met de vorige vergunning zijn verminderd en dat de geluidsnormen in overeenstemming zijn met de geldende regels. Uiteindelijk wijst de Voorzitter de verzoeken om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.