ECLI:NL:RVS:2004:AO4736

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308229/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bouwvergunning voor woonwagen in Moerdijk

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, dat hen onder aanzegging van bestuursdwang heeft aangeschreven om een zonder bouwvergunning geplaatste woonwagen te verwijderen. Het college had op 23 augustus 2002 een besluit genomen waarin verzoekers werd opgedragen de woonwagen te verwijderen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 17 september 2003, hebben verzoekers hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 15 oktober 2003 verklaarde de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda het beroep van verzoekers ongegrond, met een termijn tot 15 november 2003 om aan de aanschrijving te voldoen. De begunstigingstermijn werd later verlengd tot 12 februari 2004.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 februari 2004 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De Voorzitter oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de woonwagen zonder bouwvergunning was geplaatst. Echter, het college had ten onrechte gesteld dat de plaatsing van de woonwagen niet kon worden gelegaliseerd, aangezien het bestemmingsplan "Kern Noordhoek" de plaatsing van woonwagens toestaat. De Voorzitter concludeerde dat er geen belangen van derden waren die zich tegen de voorlopige voorziening verzetten en dat verzoekers, gezien hun psychische gesteldheid, in de woonwagen moesten kunnen blijven wonen.

De Voorzitter schorste de besluiten van het college en veroordeelde het college in de proceskosten van verzoekers, alsook tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 februari 2004.

Uitspraak

200308229/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 15 oktober 2003 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk (hierna: het college) verzoekers onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven een zonder bouwvergunning op het perceel naast [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Moerdijk, […], sectie […], nummer […] (hierna: het perceel), geplaatste woonwagen te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 17 september 2003 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat de begunstigingstermijn is verlengd tot vier weken na dit besluit.
Bij uitspraak van 15 oktober 2003, verzonden op 30 oktober 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard, met dien verstande dat daarbij is bepaald dat de termijn waarbinnen verzoekers aan de aanschrijving moeten hebben voldaan op 15 november 2003 verstrijkt.
Bij besluit van 19 november 2003 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot 12 februari 2004.
Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2003 hebben verzoekers bij brief van 8 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 januari 2004.
Bij brief van 30 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2004, waar [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, en [verzoekster] vertegenwoordigd door deze, en het college, vertegenwoordigd door ir. A.M.W. Dirksen en H.I.M. de Bruijn, gemachtigden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het besluit van 19 november 2003, waarbij de in de beslissing op bezwaar van 17 september 2003 geboden begunstigingstermijn - wederom – is verlengd, is een besluit, als bedoeld in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van deze wet, dient het hoger beroep te worden geacht mede tegen dit besluit te zijn gericht. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft hierop eveneens betrekking.
2.3. Niet in geschil is dat de woonwagen zonder bouwvergunning is geplaatst en dat het college derhalve bevoegd was om wegens strijd met artikel 40 van de Woningwet handhavend op te treden.
2.4. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de plaatsing van de woonwagen niet kan worden gelegaliseerd, reeds omdat deze niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Bovendien heeft het aangegeven dat de gemeente Moerdijk eigenaar is van het betrokken perceel en dat deze de betrokken standplaats aan een ander voorbehouden acht.
2.5. De voorzieningenrechter heeft het college ten onrechte in eerstgemeld standpunt gevolgd. Ingevolge het bestemmingsplan “Kern Noordhoek” rust op het perceel de bestemming “Wonen” met de nadere aanduiding “Woonwagenstandplaatsen”. Ingevolge artikel 5.1 van de planvoorschriften is het bestemmingsvlak met deze nadere aanduiding bestemd voor woondoeleinden in woonwagens met de daarbij behorende voorzieningen en is hierop de plaatsing van ten hoogste vier woonwagens toegestaan. Ter plaatse zijn behalve de woonwagen van verzoekers nog drie andere woonwagens aanwezig, zodat niet valt in te zien dat het bestemmingsplan zich tegen de plaatsing van de onderhavige woonwagen verzet. De omstandigheid dat – naar het college heeft gesteld – bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan een vierde standplaats is gecreëerd juist met het oog op de legalisering van een aan de overzijde van het woonwagencentrum illegaal geplaatste woonwagen, aan de bewoner waarvan de gemeente Moerdijk als beweerdelijk eigenaar van het perceel de standplaats ook wil gunnen, maakt dit niet anders.
2.6. Gebleken is dat het college inmiddels, op aanvraag van verzoekers, een bouwvergunning eerste fase hebben verleend voor de plaatsing van een woonwagen op het perceel. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het bestemmingsplan zich hiertegen niet verzet en dat de woonwagen voldoet aan redelijke eisen van welstand. Gelet hierop, kan worden aangenomen dat voor deze woonwagen binnen zeer afzienbare tijd bouwvergunning zal worden verleend.
2.7. In deze omstandigheden en gelet op het belang dat verzoekers, mede in verband met de psychische gesteldheid van Jacobs, hebben bij het hangende het hoger beroep kunnen blijven wonen in de onderhavige woonwagen, ziet de Voorzitter aanleiding na te melden voorlopige voorziening te treffen. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat op dit moment niet is gebleken van belangen van derden, waaronder de bewoner van de woonwagen aan de overzijde van het woonwagencentrum, die zich tegen het treffen van een voorlopige voorziening verzetten.
2.8. Het college dient op na te melden in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk van 23 augustus 2002, 17 september 2003 en 19 november 2003;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 679,66, welk bedrag voor een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Moerdijk te worden betaald aan de Secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091 onder vermelding van het zaaknummer);
III. gelast dat de gemeente Moerdijk aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2004
201.