ECLI:NL:RVS:2004:AO4737

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308285/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • J.W. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor begraafplaats te Fluitenberg en verzoek om voorlopige voorziening

Op 26 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen, op voorstel van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Begraafplaats te Fluitenberg" vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Drenthe op 21 oktober 2003. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hebben op 10 december 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 6 februari 2004 ter zitting behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. Soppe, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Anema, waren aanwezig, evenals de gemeenteraad, vertegenwoordigd door L. Benning.

De Voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een begraafplaats met crematorium nabij Fluitenberg. Verzoekers betogen dat het bestemmingsplan ten onrechte is goedgekeurd, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor omliggende agrarische gronden en het onderzoek naar de natuurlijke en archeologische waarden van het plangebied ontoereikend is. De Voorzitter constateert dat het noordelijke blok van het plangebied pas over 15 jaar zal worden verwezenlijkt, waardoor er geen spoedeisend belang is bij het verzoek. Ook voor het zuidelijke blok, waar de gemeenteraad heeft besloten tot onteigening, is er geen spoedeisend belang, aangezien er nog een gerechtelijke onteigeningsprocedure moet worden doorlopen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 27 februari 2004 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200308285/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen, op voorstel van burgemeester en wethouders van 16 juni 2003, het bestemmingsplan "Begraafplaats te Fluitenberg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 oktober 2003, kenmerk 6.2/2003006524, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 10 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op
10 december 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 februari 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. Soppe, advocaat te Enschede, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Anema, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Tevens is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door L. Benning, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een begraafplaats met crematorium nabij het dorp Fluitenberg ten noorden van Hoogeveen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat het bestemmingsplan ten onrechte is goedgekeurd en verzoeken schorsing van het bestreden besluit. Zij voeren onder meer aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor het gebruik van de omliggende agrarische gronden. Voorts achten zij het onderzoek naar de natuurlijke en archeologische waarden van het plangebied ontoereikend.
2.4. De Voorzitter stelt vast dat het plangebied bestaat uit een noordelijk en een zuidelijk blok.
Het noordelijke blok heeft de bestemming “Begraafplaats” en zal blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting pas over 15 jaar worden verwezenlijkt. Aldus is in zoverre met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
Aan het zuidelijke blok is eveneens de bestemming “Begraafplaats” toegekend, met dien verstande dat een deel van dit blok is voorzien van de aanduiding “voorzieningen ten behoeve van begraafplaats”. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder e en f, van de planvoorschriften, is uitsluitend op de gronden die als zodanig zijn aangeduid de aanleg van parkeervoorzieningen en het oprichten van bebouwing mogelijk. Tevens is op de gronden van het zuidelijke blok de ontsluitingsweg voorzien.
Blijkens het verhandelde ter zitting heeft de gemeente een deel van de gronden van het zuidelijke blok reeds in eigendom verworven. Ten aanzien van de overige gronden van het zuidelijke blok heeft de gemeenteraad besloten tot onteigening, waartoe hij op 26 juni 2003 een onteigeningsbesluit heeft genomen, welk besluit bij Koninklijk Besluit van 16 januari 2004 is goedgekeurd. Echter, nu voorts nog een gerechtelijke onteigeningsprocedure moet worden doorlopen, die naar verwachting nog enige tijd zal vergen, en in aanmerking genomen de omstandigheid dat de onteigening mede betrekking heeft op gronden waar de ontsluitingsweg van de begraafplaats is voorzien, is ook ten aanzien van het zuidelijke blok met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
2.5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Prins
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2004
363