ECLI:NL:RVS:2004:AO4739

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308685/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor zuivelproductie in Veghel

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 februari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een revisievergunning voor een inrichting bestemd tot het vervaardigen van zuivelproducten aan de NCB-laan 68 te Veghel. De vergunning was verleend door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 4 november 2003, en dit besluit werd op 17 november 2003 ter inzage gelegd. Verzoekster, DMV International B.V., heeft op 19 december 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij niet kon voldoen aan een specifiek voorschrift van de vergunning dat betrekking had op de temperatuur van het afvalwater dat zij loost.

Tijdens de zitting op 12 februari 2004 heeft verzoekster haar verzoek ingetrokken voor zover het betrekking had op een ander voorschrift, maar het verzoek bleef bestaan voor het voorschrift dat de temperatuur van het lozingswater op 30° Celsius stelde. Verzoekster betoogde dat het noodzakelijk zou zijn om kostbare maatregelen te nemen om aan deze eis te voldoen. De vertegenwoordiger van verweerder, het college van gedeputeerde staten, heeft aangegeven dat er in maart 2004 een onderzoek naar de riolering zou starten, en dat er mogelijk ruimte zou zijn voor een hogere temperatuur dan de huidige eis.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde, en heeft het verzoek als ongegrond afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200308685/2.
Datum uitspraak: 24 februari 2004.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "DMV International B.V.", gevestigd te Veghel,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2003 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan verzoekster een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting bestemd tot het vervaardigen van zuivelproducten aan de NCB-laan 68 te Veghel. Dit besluit is op 17 november 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 19 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2003 heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ing. M. van der Slik, ir. J.C. Nieuwland, B. van Winden en P.P. Huynen, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door G.J.J.M. Boots en ing. H.M. van ’t Hof, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Het college van burgemeester en wethouders van Veghel heeft zich doen vertegenwoordigen door L.J.G. Stortelder, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting heeft verzoekster het verzoek ingetrokken voorzover dit betrekking heeft op het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.1.4. De Voorzitter stelt vast dat het verzoek derhalve slechts ziet op het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.2.1.a.
2.3. Verzoekster heeft betoogd dat zij niet aan het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.2.1.a kan voldoen aangezien het afvalwater dat zij loost een hogere temperatuur heeft dan de in voornoemd voorschrift voorgeschreven temperatuur van 30° Celsius. Om aan deze temperatuureis te kunnen voldoen zouden zeer kostbare maatregelen nodig zijn, aldus verzoekster.
2.4. Tijdens het verhandelde ter zitting is gebleken dat in maart 2004 met een onderzoek naar de toestand van de riolering wordt gestart. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden bekeken of een hogere temperatuur dan thans gesteld in het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.2.1.a kan worden toegestaan, aldus verweerder. Hij heeft ter zitting toegezegd zolang niet handhavend te zullen optreden ten aanzien van voornoemd voorschrift. Gelet op het vorenstaande is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.5. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2004.
373.