ECLI:NL:RVS:2004:AO4751

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400792/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 februari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren, dat op 17 december 2003 een last onder dwangsom had opgelegd. Deze dwangsom was vastgesteld op € 500 per overtreding van voorschrift 44 van de vergunning die op 26 oktober 1999 was verleend krachtens de Wet milieubeheer. Het maximum bedrag dat verbeurd kon worden was € 15.000.

Verzoekster betoogde dat voorschrift 44 niet handhaafbaar was, omdat het onvoldoende concreet was en geen objectieve maatstaven bevatte. Dit maakte het voor verzoekster onduidelijk welke maatregelen zij moest treffen om aan het voorschrift te voldoen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 februari 2004, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop en N. van Laar, en verweerder door mr. C.M.S. Scheepers.

De Voorzitter overwoog dat voorschrift 44 enkel vermeldde dat geurhinder moest worden voorkomen, maar niet duidelijk maakte welke geurconcentratie acceptabel was. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of er sprake was van een overtreding van het voorschrift ten tijde van het besluit. De Voorzitter concludeerde dat verweerder niet bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen. Tevens werd opgemerkt dat de voorgenomen aanpassingen aan de schoorsteen en de mechanische afzuiging mogelijk zouden kunnen bijdragen aan een vermindering van geurhinder.

De beslissing van de Voorzitter was om het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren te schorsen en verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, die op € 698,48 werden vastgesteld, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 232,00.

Uitspraak

200400792/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2003, kenmerk Wm0687/2003/10451, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 500 per keer dat voorschrift 44 van de op 26 oktober 1999 aan verzoekster verleende vergunning krachtens de Wet milieubeheer wordt overtreden op het adres [locatie] te [plaats]. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 15.000.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State op dezelfde dag per fax ingekomen, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, en N. van Laar, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.M.S. Scheepers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster betoogt onder meer dat voorschrift 44 niet handhaafbaar is. Zij voert daartoe aan dat het voorschrift onvoldoende concreet is en geen objectieve maatstaven bevat waaraan getoetst kan worden. Hierdoor is volgens haar niet duidelijk welke maatregelen zij moet treffen om aan voorschrift 44 te voldoen. Verzoekster sluit overigens niet uit dat de hoogte van de schoorsteen niet meer toereikend is sinds de vestiging van de naastgelegen inrichting Tholen Textiel B.V., nu het dak van deze inrichting hoger is dan haar schoorsteen. In dit kader merkt zij op dat zij een melding als geregeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer heeft gedaan die betrekking heeft op het verhogen van de schoorsteen tot zes meter en het aanleggen van een verbeterde mechanische afzuiging.
2.2. Ingevolge het aan de vergunning verbonden voorschrift 44 moet de emissie van geurstoffen uit de inrichting door het treffen van maatregelen zodanig zijn dat hinder door geur in de omgeving wordt voorkomen.
2.3. De Voorzitter overweegt dat voorschrift 44 slechts vermeldt dat geurhinder moet worden voorkomen. Uit dit voorschrift blijkt niet welke geurconcentratie volgens verweerder nog acceptabel is. Derhalve is niet duidelijk wanneer sprake is van overtreding van voorschrift 44. Gelet hierop kan naar het oordeel van de Voorzitter niet worden geconstateerd of voorschrift 44 ten tijde van het nemen van het bestreden besluit werd overtreden, zodat verweerder niet bevoegd was tot het opleggen van een last onder dwangsom.
De Voorzitter overweegt ten overvloede dat het verhogen van de schoorsteen tot zes meter en het aanleggen van een verbeterde mechanische afzuiging, welke veranderingen volgens verweerder blijkens het verhandelde ter zitting waarschijnlijk gelegaliseerd kunnen worden, een mogelijke vermindering van de geurhinder tot gevolg hebben.
2.4. Gelet op het bovenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren van 17 december 2003, kenmerk Wm0687/2003/10451;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 698,48, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Echt-Susteren te worden betaald aan verzoekster;
III. gelast dat de gemeente Echt-Susteren aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
255-446.