ECLI:NL:RVS:2004:AO5225

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305418/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart door college van burgemeester en wethouders van Helmond

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond op 28 januari 2002 de aanvraag van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 15 augustus 2002 door het college ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 26 juni 2003 de uitspraak van het college bevestigde. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 10 maart 2004 uitspraak deed.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 januari 2004. Tijdens deze zitting was het college vertegenwoordigd door mr. M.C.R. Strijbos, ambtenaar der gemeente. De Raad heeft overwogen dat volgens artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart, alleen bestuurders met een langdurige loopbeperking in aanmerking komen voor een parkeerkaart. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat appellante niet aan deze voorwaarden voldeed.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat appellante in hoger beroep geen nieuwe grieven heeft aangevoerd die de eerdere beslissing in een ander licht plaatsen. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200305418/1.
Datum uitspraak: 10 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 juni 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) de aanvraag van appellante om verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 26 juni 2003, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 8 juli 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 10 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 september 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.R. Strijbos, ambtenaar der gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (2 juli 2001, Stcrt. 2001, 130; hierna: de Regeling) kunnen in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart, bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
2.2. De rechtbank is op goede gronden tot een juiste beslissing gekomen. Appellante heeft in hoger beroep geen grieven aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004
383.