ECLI:NL:RVS:2004:AO5267

Raad van State

Datum uitspraak
1 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307337/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • W.H. Tulmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Buitengebied Montfoort

Op 1 maart 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Montfoort tegen het besluit van burgemeester en wethouders van Montfoort, die op 22 juli 2003 het wijzigingsplan "Buitengebied Montfoort" hadden vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in de uitbreiding van een agrarisch bouwvlak, wat de bouw van een nieuwe veestal mogelijk maakt. De verzoeker stelde dat het besluit van de gemeente niet deugdelijk was gemotiveerd en in strijd was met de geldende regelgeving, waaronder de provinciale ontgrondingsverordening.

De Voorzitter heeft het verzoek op 23 januari 2004 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker en vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren. De Voorzitter heeft overwogen dat de gemeente zich op basis van adviezen van deskundigen terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan de wijzigingsvoorwaarden was voldaan. De verzoeker kon niet aannemelijk maken dat de benodigde vergunningen niet verleend konden worden of dat het besluit in strijd was met een goede ruimtelijke ordening.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 maart 2004.

Uitspraak

200307337/2.
Datum uitspraak: 1 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2003, hebben burgemeester en wethouders van Montfoort het wijzigingsplan "Buitengebied Montfoort ([locatie sub 1] te [plaats])" vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 16 september 2003, nr. 2003REG002278i beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 30 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 november 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 november 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2004, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.C. van den Broek en [gemachtigde] zijn verschenen.
Voorts zijn burgemeester en wethouders van Montfoort, vertegenwoordigd door drs. K.P.J. de Jong, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in wijziging en vergroting van de omvang van het bestaande agrarische bouwvlak aan de [locatie sub 1 te [plaats]. Hierdoor wordt de bouw mogelijk gemaakt van een nieuwe (tweede) veestal op dat perceel.
2.3. Verzoeker woont op het naast het bedrijf gelegen perceel [locatie sub 2]. Hij stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Verzoeker voert aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk en draagkrachtig is gemotiveerd en in strijd is met de Keur en de provinciale ontgrondingsverordening. Verder voert hij aan dat de noodzakelijke landschappelijke inpassing onvoldoende is gewaarborgd en de voor de veestal benodigde milieuvergunning nog niet onherroepelijk is.
2.4. Het bouwvlak aan de [locatie sub 1] heeft in het bestemmingsplan “Buitengebied Montfoort” de bestemming “Agrarische doeleinden (A)” gekregen. De naast het bouwvlak gelegen gronden, op een gedeelte waarvan de uitbreiding van het bouwvlak is voorzien, hebben in het bestemmingsplan “Buitengebied Montfoort” de bestemming “Agrarische doeleinden, gebied met waardevolle openheid (AO)”.
Artikel 11, twaalfde lid van de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied Montfoort voorziet in een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak. Daarbij gelden onder andere als voorwaarden dat een vergroting van het bouwvlak in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is, dat het grondoppervlak van het bouwvlak ten hoogste 1,5 ha bedraagt en dat de situering, vorm en grootte van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden en aan bestaande waardevolle doorzichten.
Ingevolge artikel 11, achttiende lid dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij een agrarisch deskundige en een natuur- en landschapsdeskundige over de vraag of de planwijziging respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
2.5. De Voorzitter is van oordeel dat verweerder zich op basis van de door het college van burgemeester en wethouders ingewonnen adviezen van respectievelijk de Stichting Abc en de Natuur en Milieufederatie Utrecht terecht op het standpunt heeft gesteld dat in zoverre aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ook overigens is de Voorzitter niet gebleken dat niet aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan. De Voorzitter deelt niet het standpunt van verzoeker dat het besluit van verweerder onvoldoende is gemotiveerd. De Voorzitter overweegt voorts dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde vergunningen voor het dempen en aanleggen van een nieuwe sloot niet zouden kunnen worden verleend dan wel dat de inmiddels verleende milieuvergunning niet in stand zou kunnen blijven.
De Voorzitter ziet ook in hetgeen verzoeker verder aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Evenmin ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeker aanvoert aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Tulmans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2004
370-381