ECLI:NL:RVS:2004:AO5294

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400585/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor modelvliegactiviteiten

In deze zaak heeft de vereniging 'Regionale Modelvliegvereniging Phoenix' beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe, waarbij aan de vereniging een last onder dwangsom is opgelegd. Dit besluit, gedateerd op 10 december 2003, houdt in dat de vereniging een dwangsom van € 500,00 per overtreding moet betalen voor het ontplooien van activiteiten met modelvliegtuigen zonder de vereiste vergunning. De dwangsom kan oplopen tot een maximum van € 5000,00. De vereniging heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat er een vergunningaanvraag is ingediend en dat deze aanvraag voldoende onderbouwd is met ecologische gegevens.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 24 februari 2004 behandeld. Tijdens de zitting is de vereniging vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De Voorzitter heeft overwogen dat de inrichting van de vereniging ten tijde van het besluit in werking was zonder de vereiste vergunning, waardoor de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden. De vereniging heeft aangevoerd dat er een vergunningaanvraag is ingediend, maar de gemeente heeft aangegeven dat er nog geen concreet zicht op vergunningverlening is, aangezien er advies is aangevraagd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat de gemeente in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, gezien de ecologische belangen en het feit dat de activiteiten van de vereniging het broedseizoen van vogels kunnen verstoren. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 maart 2004.

Uitspraak

200400585/2.
Datum uitspraak: 4 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Regionale Modelvliegvereniging Phoenix", gevestigd te Tiendeveen,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2003, kenmerk 2154 AenB, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 500,00 per keer dat zonder daartoe verleende vergunning activiteiten met modelvliegtuigen worden ontplooid binnen de inrichting van verzoekster op een perceel aan de Haarweg te Tiendeveen, kadastraal bekend gemeente Midden-Drenthe, sectie U, nummers 207 (gedeeltelijk) en 218 en in de omgeving daarvan. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 5000,00.
Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld. Met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is dit beroepschrift als bezwaarschrift doorgezonden aan verweerder.
Bij brief van 19 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door J.A. van Goor en K. Hofstra, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Muinck, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat de inrichting van verzoekster ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in werking was zonder de vereiste vergunning krachtens de Wet milieubeheer, zodat verweerder bevoegd was tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen.
2.2. Verzoekster voert aan dat er een vergunningaanvraag is ingediend en dat deze is aangevuld, onder meer met het rapport van Altenburg en Wymenga “Ecologische aspecten van een modelvliegterrein bij het Mantingerzand” van 30 oktober 2003, nummer 367pho.03 (hierna: het ecologisch rapport). Verzoekster is van mening dat uit de door haar ingediende stukken blijkt dat vergunningverlening mogelijk is en dat verweerder hierom niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen gebruik heeft kunnen maken.
2.2.1. Verweerder stelt dat hij het ecologisch rapport, dat volgens hem van essentieel belang is voor de beoordeling van de aanvraag, in de definitieve versie op 21 november 2003 heeft ontvangen en dat hij de aanvraag met de aanvullingen daarop in behandeling heeft. In verband met het beoordelen van het ecologisch rapport, heeft verweerder advies gevraagd aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, regio Noord. Verweerder verwacht het advies medio maart 2004 te ontvangen. Aangezien er nog geen concreet zicht bestaat op vergunningverlening, heeft verweerder besloten tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen.
2.2.2. De inrichting grenst aan het Mantingerzand. Uit voornoemd ecologisch rapport blijkt dat dit gebied bijzondere natuurwaarden herbergt en dat de activiteiten binnen de inrichting in de periode van half maart tot half juli nesten verstoren in het gebied. Aangezien verweerder, in afwachting van het door hem aangevraagde advies, niet voor de start van het broedseizoen op de aanvraag kan beslissen en het vliegen gedurende het broedseizoen voorshands niet toelaatbaar lijkt te zijn, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2004
255-441.