ECLI:NL:RVS:2004:AO5792

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400867/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verklaring van betrouwbaarheid door de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid

In deze zaak heeft de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid op 29 september 2003 de verklaring van betrouwbaarheid van de verzoeker ingetrokken, zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de korpschef ongegrond verklaard op 12 november 2003. Vervolgens heeft de verzoeker beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, die op 23 december 2003 het beroep ongegrond verklaarde. De verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 4 maart 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Reitsma, als de korpschef, vertegenwoordigd door mr. M.A. Aal, aanwezig. De Voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot opschorting van de intrekking van de verklaring van betrouwbaarheid totdat er een beslissing is genomen in de bodemprocedure.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure niet zal standhouden. Bovendien is gebleken dat de verzoeker tot op heden geen grote problemen heeft ondervonden door de intrekking van de verklaring. Daarom heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 maart 2004.

Uitspraak

200400867/2.
Datum uitspraak: 12 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 23 december 2003 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2003 heeft de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid (hierna: de korpschef) de verzoeker verleende verklaring van betrouwbaarheid, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, ingetrokken.
Bij besluit van 12 november 2003 heeft de korpschef het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2003, verzonden op 6 januari 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2004. Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Reitsma, advocaat te Harderwijk, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. M.A. Aal, ambtenaar van de regiopolitie Gelderland-Zuid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe de tenuitvoerlegging van de intrekking op te schorten, totdat de Afdeling op het ingestelde hoger beroep zal hebben beslist.
2.3. Uitgangspunt is dat een besluit uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat geldt te meer indien, zoals in dit geval. beroep is ingesteld en de rechter dat beroep ongegrond heeft bevonden.
Er is thans geen reden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure geen stand zal houden, althans dat de Afdeling zal concluderen dat de korpschef de verklaring niet mocht intrekken.
Voorts is ter zitting gebleken dat verzoeker bij de uitoefening van de werkzaamheden in zijn bedrijf tot op heden geen grote problemen heeft ondervonden als gevolg van de intrekking en dit in ieder geval tot en met eind juni 2004 ook niet het geval zal zijn.
De conclusie is dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2004
383.