ECLI:NL:RVS:2004:AO5799

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400991/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woninguitbreiding in Wageningen

Op 25 maart 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Wageningen bouwvergunning voor de uitbreiding van een woning aan de [locatie] te [plaats] door middel van een kapconstructie. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, kreeg op 22 augustus 2003 te horen dat haar bezwaar ongegrond was verklaard. Hierop heeft zij op 30 januari 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd op 4 maart 2004 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster in persoon aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door C.A. Murray, ambtenaar van de gemeente. Ook de vergunninghouders waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde mr. W.G. Tideman.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er gerede twijfel bestaat of de rechtbank Arnhem terecht heeft geoordeeld dat de kap niet kan worden aangemerkt als een derde bouwlaag, zoals bedoeld in het bestemmingsplan "Hamelakkers 1978". De bouwtekeningen tonen aan dat de kap voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, wat aanleiding gaf om een voorlopige voorziening te treffen.

In de beslissing heeft de Voorzitter de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen van 25 maart 2003 en 22 augustus 2003 geschorst en gelast dat de gemeente Wageningen het griffierecht van € 175,00 aan verzoekster vergoedt. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2004.

Uitspraak

200400991/2.
Datum uitspraak: 11 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 januari 2004 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Wageningen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wageningen (hierna: het college) aan [vergunninghouders] bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van de woning aan de [locatie] te [plaats] door middel van een kapconstructie.
Bij besluit van 22 augustus 2003 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 30 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 30 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2004, waar verzoekster in persoon en het college, vertegenwoordigd door C.A. Murray, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn [vergunninghouders] in persoon, bijgestaan door mr. W.G. Tideman, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de plaatsing van een kap op een bestaande woning met twee bouwlagen en een plat dak.
2.2. Blijkens de bouwtekeningen heeft de kap twee schuine en twee rechtopgaande zijden en wordt hij door wanden met deuren verdeeld in twee ruimten met daartussen een vaste trap naar de ondergelegen verdieping. Aan drie van de vier zijden van de kap bevindt zich een raam. In het middelste deel van de kap is de binnenwerkse hoogte 2,30 meter. De hoogte van de ondergelegen verdieping is ongeveer 2,35 meter. Gelet hierop en gezien de in artikel 406 van het hier toepasselijke Bouwbesluit opgenomen mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het in artikel 45 van die regeling opgenomen voorschrift dat een verblijfsruimte in een woning ten minste een hoogte van 2,40 meter heeft, bestaat bij de Voorzitter gerede twijfel of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de kap niet kan worden aangemerkt als een derde, ingevolge het bestemmingsplan “Hamelakkers 1978” niet toegestane, bouwlaag.
2.3. Gelet hierop, en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen van 25 maart 2003 en 22 augustus 2003, kenmerk onderscheidenlijk 02/41279/Vbwm en 03/20541/Vbwm;
II. gelast dat de gemeente Wageningen aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2004
201.