ECLI:NL:RVS:2004:AO5808
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.M. Boll
- R. van Heusden
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake lozing op oppervlaktewater zonder vergunning
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel, dat op 3 februari 2004 een verzoek om een last onder dwangsom afwees. Dit verzoek had betrekking op het zonder vergunning lozen op oppervlaktewater, in strijd met de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Verzoeker betoogde dat het water waarop geloosd werd, aangemerkt moest worden als oppervlaktewater en dat er derhalve een vergunning vereist was. Verweerder stelde echter dat het water was ontstaan door ontgronding en dat er geen ecosysteem aanwezig was, waardoor het niet als oppervlaktewater kon worden aangemerkt. De Voorzitter heeft de situatie ter zitting op 8 maart 2004 beoordeeld, waarbij verzoeker en verweerder vertegenwoordigd waren, evenals de betrokken partij.
De Voorzitter concludeerde dat de lozingen ten behoeve van een ontgrondingproject plaatsvonden, dat voorzag in de aanleg van een recreatieplas. Hoewel er in het verleden een ecosysteem was ontstaan, was dit op het moment van de uitspraak niet meer het geval. De werkzaamheden waren bijna voltooid en de Voorzitter zag onvoldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.