ECLI:NL:RVS:2004:AO6074

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304008/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • P.J.J. van Buuren
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake het A-besluit voor luchthaven Schiphol

In deze zaak gaat het om een beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Groene Groep Ontwikkeling B.V." tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen het A-besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat betrekking heeft op het luchtvaartterrein Schiphol. Het A-besluit, dat op 23 oktober 1996 werd genomen, is in samenhang met de Luchtvaartwet en andere besluiten door de Minister vastgesteld. De appellante heeft in de loop der jaren verschillende bezwaren ingediend tegen dit besluit, maar deze zijn door de Minister steeds afgewezen of gedeeltelijk vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij meerdere besluiten en uitspraken zijn gedaan, waaronder de invoering van de Schipholwet op 20 februari 2003, die de aanwijzing van het luchtvaartterrein Schiphol verviel. De Minister heeft in zijn laatste besluit van 23 mei 2003 het bezwaar van appellante tegen het A-besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het A-besluit inmiddels was vervallen. Appellante stelt dat de Minister ten onrechte geen vergoeding heeft gegeven voor de kosten van juridische bijstand die zij heeft gemaakt in de bezwaarschriftprocedures.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 8 december 2003 behandeld, waarbij de Minister vertegenwoordigd was door een advocaat. Appellante was niet verschenen. De Afdeling overweegt dat de Minister bij zijn beslissing op bezwaar terecht is uitgegaan van de op dat moment geldende wettelijke regelingen, en dat er geen aanleiding is om de kosten van juridische bijstand te vergoeden. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 24 maart 2004.

Uitspraak

200304008/1.
Datum uitspraak: 24 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Groene Groep Ontwikkeling B.V.", gevestigd te Rotterdam,
appellante,
en
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 1996 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, toepassing gegeven aan artikel 27 van de Luchtvaartwet in samenhang met artikel 24 van deze wet voor het luchtvaartterrein Schiphol (hierna: het A-besluit).
Bij besluit van 9 juni 1997, kenmerk DGRLD/VI/97.730167, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, beslist op de tegen het A-besluit ingediende bezwaren.
Bij uitspraak van 28 juli 1998, no. E01.97.0309, heeft de Afdeling beslist op de tegen deze beslissing op bezwaar ingestelde beroepen en deze geheel vernietigd.
Bij besluit van 15 juni 1999, kenmerk DGRLD/VI/L 99.360178, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, wederom beslist op de tegen het A-besluit ingediende bezwaren.
Bij besluit van 7 juni 2000, kenmerk DGRLD/VI/L 00.360090, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het A-besluit gewijzigd.
Bij uitspraak van 8 augustus 2000, nos. 199901201/1 en 200002212/1, heeft de Afdeling beslist op de tegen het besluit van 15 juni 1999 ingestelde beroepen en deze gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 22 mei 2001, kenmerk DGRLD/DLB/L01.420627, is opnieuw beslist op de bezwaren die zijn ingediend tegen het A-besluit voorzover deze bezwaren betrekking hebben op het vierbanenstelsel, alsmede op de bezwaren die zijn ingediend tegen het besluit van 7 juni 2000.
Bij uitspraak van 16 oktober 2002, no. 200103329/1, heeft de Afdeling beslist op de tegen deze beslissing op bezwaar ingestelde beroepen en deze gedeeltelijk vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van appellante geheel ongegrond verklaard.
Op 20 februari 2003 is in werking getreden de Wijzigingswet Wet luchtvaart (inrichting en gebruik van de luchthaven Schiphol) van 27 juni 2002 (hierna: Schipholwet).
De besluiten van 26 november 2002 tot vaststelling van een luchthavenindelingbesluit en een luchthavenverkeerbesluit voor de luchthaven Schiphol (Stb. 2002, 591 en 592) zijn in werking getreden op 20 februari 2003 (Stb. 2002, 593). Gelet hierop is ingevolge artikel VII van de Schipholwet per 20 februari 2003 de aanwijzing van het luchtvaartterrein Schiphol vervallen.
Bij besluit van 23 mei 2003, kenmerk DGL/03.U01333, heeft verweerder wederom beslist op het tegen het A-besluit ingediende bezwaar van appellante, voor zover dit betrekking had op het vijfbanenstelsel. Verweerder heeft het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 juli 2003.
Bij brief van 11 september 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2003, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.A. Spoel, advocaat te Den Haag, is verschenen. Appellante is met bericht van verhindering ter zitting niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte niet de kosten van juridische bijstand, met vergoeding van de wettelijke rente vanaf het ontstaan van deze kosten, in verband met de verscheidene bezwaarschriftprocedures inzake het A-besluit heeft vergoed, althans daaraan in het bestreden besluit geen aandacht heeft besteed. Omdat de beslissing op bezwaar dusdanig lang is uitgesteld dat het A-besluit is vervallen, hadden deze kosten volgens haar in redelijkheid moeten worden vergoed.
2.2. Aan de orde is de beslissing op bezwaar naar aanleiding van de bezwaren van appellante tegen het in het A-besluit opgenomen vijfbanenstelsel. Verweerder heeft deze heroverweging met betrekking tot het vijfbanenstelsel aangehouden totdat duidelijkheid bestond over de inhoud en inwerkingtreding van de Schipholwet. Omdat het A-besluit bij wet is vervallen, heeft hij het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Verweerder diende bij zijn beslissing op bezwaar uit te gaan van de op dat moment geldende wettelijke regelingen, ingevolge welke het A-besluit op dat moment was vervallen. Nu voorts niet is gebleken dat appellante verweerder heeft verzocht om vergoeding van de kosten, gemaakt in de bezwaarprocedure, heeft verweerder terecht volstaan met niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar.
Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Veenman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Veenman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op24 maart 2004
235-410.