ECLI:NL:RVS:2004:AO6094
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- T.M.A. Claessens
- A.W.M. Bijloos
- P.M.M. de Leeuw-van Zanten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vergunning voor horecabedrijf in Papendrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een horecabedrijf gevestigd te Papendrecht, tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De burgemeester van Papendrecht had op 22 januari 2002 een vergunning verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf voor de duur van één jaar. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop de burgemeester op 16 juli 2002 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. De rechtbank Dordrecht oordeelde op 27 juni 2003 dat het besluit van de burgemeester vernietigd moest worden, wat leidde tot het hoger beroep van appellante bij de Raad van State, ingediend op 4 augustus 2003.
De Raad van State heeft de zaak op 10 februari 2004 behandeld. De kern van het hoger beroep was de vraag of de burgemeester in redelijkheid de vergunning voor een bepaalde periode had kunnen verlenen. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door het tijdelijke karakter van de vergunning, wat essentieel was voor het aannemen van belang bij het hoger beroep. De burgemeester had inmiddels op 19 mei 2003 een vergunning voor onbepaalde tijd verleend, waardoor de vraag of appellante nog belang had bij het hoger beroep ter discussie stond.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat appellante niet had aangetoond dat zij schade had geleden als gevolg van het besluit van de burgemeester. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2004.