200305640/1.
Datum uitspraak: 24 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Staatssecretaris van Defensie,
appellant,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 21 december 2000 heeft de gemeenteraad van Roosendaal, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen".
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 juli 2001, nr. 732146, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2002,
nr. 200104283/1 gedeeltelijk vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 juni 2003, nr. 732146/920064, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 20 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 september 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg, ambtenaar ten departemente, en verweerder, vertegenwoordigd door G.C. Toenbreker, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Roosendaal, vertegenwoordigd door mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, ambtenaar van de gemeente, daar verschenen.
2.1. Met het plan wordt beoogd een deel van het buitengebied van de gemeente Roosendaal van een actuele planologische regeling te voorzien.
Bij besluit van 17 juli 2001 heeft verweerder, voorzover hier van belang, goedkeuring onthouden aan een op de plankaart met gele lijnen aangeduid plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)”, en met toepassing van artikel 28, vierde lid, van de WRO een artikel 11.4 aan het in de planvoorschriften opgenomen aanlegvergunningstelsel toegevoegd.
Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2002, nr. 200104283/1 (hierna: de uitspraak) vernietigd, voorzover daarbij artikel 11.4, zesde onderdeel aan de planvoorschriften is toegevoegd.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, voorzover hier van belang, opnieuw goedkeuring onthouden aan het bovenbedoelde plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)”, en met toepassing van artikel 28, vierde lid, van de WRO opnieuw het in zijn besluit van 17 juli 2001 opgenomen artikel 11.4 aan de planvoorschriften toegevoegd, met uitzondering van het zesde onderdeel.
2.2. Appellant stelt dat verweerder ten onrechte artikel 11.4, zesde onderdeel geheel heeft laten vervallen. Hij voert aan dat verweerder, door in het geheel geen voorschrift op te nemen met betrekking tot het aanbrengen van diepwortelende beplanting in een zone aan weerszijden van de militaire brandstofleiding, voorbijgaat aan zijn belangen bij een ongestoord gebruik en onderhoud van deze leiding.
2.3. De Afdeling overweegt als volgt. Het besluit van verweerder van 17 juli 2001 omtrent goedkeuring van het plan is in de uitspraak niet vernietigd voorzover het betreft de onthouding van goedkeuring aan het op plankaart 1 met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)”, en het aan de planvoorschriften toegevoegde artikel 11.4, eerste vijf onderdelen. Verweerder heeft dit miskend door in het thans bestreden besluit opnieuw goedkeuring te onthouden aan het op plankaart 1 met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)”, en door met toepassing van artikel 28, vierde lid, van de WRO opnieuw het in zijn besluit van
17 juli 2001 opgenomen artikel 11.4, eerste vijf onderdelen aan de planvoorschriften toe te voegen. Het bestreden besluit strekt in zoverre tot intrekking van het gelijkluidende deel van het besluit van 17 juli 2001 omtrent goedkeuring van het plan. Gelet op artikel 10:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan niet worden ingetrokken. Het bestreden besluit is derhalve in zoverre genomen in strijd met deze wettelijke bepaling.
In artikel 11.4, (aanhef en) zesde onderdeel, dat in het besluit van verweerder van 17 juli 2001 was opgenomen, is, voorzover hier van belang, bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van het op de plankaart met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)” gewassen of beplantingen aan te brengen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan dertig centimeter. Dit voorschrift is gericht op de bescherming van de militaire brandstofleiding welke in het plangebied is gelegen en is door verweerder aan de planvoorschriften toegevoegd naar aanleiding van door appellant ingebrachte bedenkingen.
Het thans bestreden besluit brengt met zich dat tot het moment dat het op te stellen plan op grond van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening rechtskracht verkrijgt, aan de bedoelde brandstofleiding geen juridisch-planologische bescherming tegen het aanbrengen van diepwortelende beplanting wordt geboden. Dat de brandstofleiding tot bedoeld moment deze bescherming behoeft, is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden. Verweerder heeft in zijn besluit niets overwogen aangaande het belang van appellant bij bescherming van de brandstofleiding, zodat dit besluit in zoverre is genomen in strijd met
artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet in de aan het geschil ten grondslag liggende feiten en omstandigheden, mede gelet op het verzoek van partijen ter zitting, aanleiding om, met toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, te bepalen dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal, ter plaatse van het op plankaart 1 met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)” beplantingen aan te brengen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan dertig centimeter. Tevens dient te worden bepaald dat artikel 11.6 van het besluit van verweerder van 17 juli 2001, nr. 732146, van overeenkomstige toepassing is. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voorzover dit is vernietigd.
2.4. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 10 juni 2003, nr. 732146/920064, voorzover het betreft de onthouding van goedkeuring aan het op plankaart 1 met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming “Leidingen (dubbelbestemming)”, en het met toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan de planvoorschriften toegevoegde artikel 11.4, zoals dit in zijn besluit van 17 juli 2001 was opgenomen, met uitzondering van het zesde onderdeel;
III. bepaalt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal, ter plaatse van het op plankaart 1
met gele lijnen aangeduide plandeel met de bestemming
“Leidingen (dubbelbestemming)”, beplantingen aan te brengen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan dertig centimeter en dat artikel 11.6 van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 juli 2001, nr. 732146, van overeenkomstige toepassing is;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voorzover dit is vernietigd;
V. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2004