ECLI:NL:RVS:2004:AO6151

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308585/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • W.H. Tulmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'De Hoef' te Woensdrecht

Op 27 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Woensdrecht het bestemmingsplan 'De Hoef' vastgesteld. Dit plan maakt de bouw van 390 woningen mogelijk in de kern Hoogerheide. Op 4 november 2003 heeft de gedeputeerde staten van Noord-Brabant goedkeuring aan dit plan verleend. Verzoeker heeft op 18 december 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 5 maart 2004 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. B. Vermeirssen en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van der Laar. Ook was mr. P.J.A. Engelvaart namens de gemeenteraad aanwezig.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoeker stelt dat de uitvoering van het plan zijn woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten, omdat zijn perceel aan drie zijden omringd zal worden door woningen. Hij betoogt dat de woningbehoefte in de gemeente niet zo groot is dat bebouwing aan de oostzijde van de Nijverheidsstraat noodzakelijk is. De Voorzitter concludeert echter dat er voldoende behoefte is aan de bouw van woningen, ook al betreft het een relatief vrij gelegen woning van verzoeker.

De afstand tussen de woning van verzoeker en de nieuwe woningen bedraagt ongeveer 20 meter, wat volgens verweerder niet ongebruikelijk is in een woonwijk. De Voorzitter oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoeker met zich zal brengen. Daarom wordt het verzoek afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200308585/2.
Datum uitspraak: 15 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Woensdrecht het bestemmingsplan “De Hoef” vastgesteld.
Bij besluit van 4 november 2003, nr. 907020/950177, heeft verweerder over de goedkeuring van dit plan beslist.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 maart 2004, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. B. Vermeirssen, advocaat te Tholen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van der Laar, ambtenaar bij de provincie Noord-Brabant, zijn verschenen.
Voorts is daar namens de gemeenteraad mr. P.J.A. Engelvaart, ambtenaar bij de gemeente Woensdrecht, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan maakt de bouw mogelijk van 390 woningen op gronden ten westen en ten oosten van de Nijverheidsstraat in de kern Hoogerheide.
2.3. Verzoeker woont ten oosten van de Nijverheidsstraat. Hij stelt dat de uitvoering van het plan zijn woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten omdat zijn perceel daardoor aan drie zijden omringd zal worden door woningen. Hij betoogt dat de woningbehoefte binnen de gemeente niet van dien aard is dat ook bebouwing van de gronden aan de oostzijde van de Nijverheidsstraat noodzakelijk is.
2.4. Uit de stukken kan worden afgeleid dat het plan op de gronden ten oosten van de Nijverheidsstraat de bouw van ongeveer 20 vrijstaande woningen mogelijk maakt. De Voorzitter is van oordeel dat, daargelaten de totale woningbehoefte binnen de gemeente gedurende de planperiode, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in voldoende mate vast staat dat met de bouw van de woningen ten oosten van de Nijverheidsstraat in een behoefte wordt voorzien.
Het perceel van verzoeker is onderdeel van een nagenoeg onbebouwd gebiedje dat wordt begrensd door de Nijverheidsstraat en bestaande woningen van de kern Hoogerheide. Als gevolg van de uitvoering van het plan zal de relatief vrij gelegen woning van verzoeker voortaan deel uit maken van een woonwijk. De kortste afstand tussen de woning van verzoeker en de woningen waarin het plan voorziet bedraagt blijkens de plankaart ongeveer 20 meter. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze afstand in een woonwijk niet ongebruikelijk is. Hij heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat het streekplanbeleid uitgaat van zuinig ruimtegebruik en geconcentreerde verstedelijking. Het standpunt van verweerder komt de Voorzitter niet onredelijk voor. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat verweerder ten aanzien van verzoeker niet van dit standpunt kon uitgaan. Hij heeft zich naar het oordeel van de Voorzitter derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoeker met zich zal brengen.
2.5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Tulmans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2004
381