ECLI:NL:RVS:2004:AO6154

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307780/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • A.M.E.A. Neuwahl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Bedrijvenpark Langeweg en omgeving door de Raad van State

Op 3 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Langeweg en omgeving" vastgesteld. Dit plan werd op 7 oktober 2003 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Verzoekers, wonend te Hendrik-Ido-Ambacht, hebben op 24 november 2003 beroep ingesteld tegen deze goedkeuring en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Raad van State heeft het verzoek op 27 februari 2004 behandeld, waarbij zowel verzoekers als verweerder aanwezig waren. De gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht en een projectontwikkelaar waren ook vertegenwoordigd.

De Voorzitter heeft overwogen dat het goedgekeurde plan voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein aan de zuidwestkant van Hendrik-Ido-Ambacht, begrensd door de Langeweg, de Hendrik Ydenweg en de rijksweg A16. Verzoekers betogen dat de goedkeuring onterecht is verleend, omdat de verkeersintensiteit op de Langeweg zal toenemen, wat de verkeersveiligheid in gevaar brengt en leidt tot meer geluidsoverlast en luchtverontreiniging. Verweerder heeft echter gesteld dat de verkeersintensiteit niet significant zal toenemen en dat het plan geen aanzienlijke bijdrage zal leveren aan de luchtverontreiniging.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de luchtkwaliteit en de gevolgen van de verkeersintensiteit. Daarom heeft hij besloten om het bestreden besluit te schorsen, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking heeft op de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". De Voorzitter heeft ook aangegeven dat partijen de mogelijkheid hebben om een verzoek in te dienen voor verdere behandeling van de hoofdzaak. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers en is het griffierecht vergoed.

Uitspraak

200307780/2.
Datum uitspraak: 18 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
J.Y. Knipscheer–van Bekkum en W. Knipscheer, wonend te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Langeweg en omgeving" vastgesteld.
Bij besluit van 7 oktober 2003, kenmerk DRM/ARB/03/4575A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers per fax van 24 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2003, beroep ingesteld.
Bij deze fax hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2004, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door
ir. D.R. Kooistra, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht, vertegenwoordigd door mr. H.J. Zwalve-Erades, ambtenaar van de gemeente. Tevens is daar gehoord ing. J. de Winter, projectontwikkelaar, en is verschenen de besloten vennootschap “De Haan Minerale Oliën B.V.”, vertegenwoordigd door
H.A.A. de Haan.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein aan de zuidwestkant van Hendrik-Ido-Ambacht. Het plangebied wordt begrensd door de aanwezige infrastructuur, zijnde de Langeweg, de Hendrik Ydenweg en de rijksweg A16.
2.3. Verzoekers zijn van mening dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover dat voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein en verzoeken in zoverre schorsing van het bestreden besluit. Zij stellen dat als gevolg daarvan de verkeersintensiteit op de Langeweg in die mate zal toenemen dat de verkeersveiligheid op deze weg in gevaar komt en de geluidsoverlast ter plaatse van hun woning zal toenemen. Voorts zijn zij van mening dat verwezenlijking van het plan in zoverre een onacceptabele toeneming van luchtverontreiniging met zich zal brengen. In dit verband wijzen verzoekers op het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269).
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft het goedgekeurd. Hierbij heeft hij overwogen dat de verkeersintensiteit op de Langeweg niet in die mate zal toenemen dat er ernstige geluidsoverlast zal optreden of een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat het plan geen aanzienlijke bijdrage zal leveren aan de luchtverontreiniging wat betreft stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10).
2.5. Ter zitting is naar voren gekomen dat ten behoeve van de realisering van het bedrijventerrein in het kader van zogenoemde artikel 19 WRO-procedures reeds twee bouwvergunningen zijn verstrekt, waarvan er inmiddels een onherroepelijk is. Voorts is ter zitting gebleken dat mogelijk op korte termijn opnieuw een of meer bouwvergunningen zullen worden aangevraagd.
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is aan de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid gevraagd onderzoek te verrichten naar de luchtkwaliteit in het plangebied. De Milieudienst heeft hierover een rapport uitgebracht, gedateerd 20 augustus 2002. Dit onderzoek, dat door verzoekers wordt bestreden, en het verhandelde ter zitting hebben bij de Voorzitter onduidelijkheid laten bestaan of en zo ja in hoeverre de (verdergaande) overschrijding van de grenswaarde voor de concentratie PM10 als gevolg van een toeneming van verkeer die aan dit plan moet worden toegerekend, zal plaatsvinden. De Voorzitter acht hiernaar, en naar hetgeen verzoekers overigens hebben gesteld, nader onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak aangewezen. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”, wat betreft de nog niet vergunde bedrijfscomplexen, termen aanwezig het bestreden besluit in zoverre bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Voor het treffen van een verderstrekkende voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding, aangezien de vestiging van bedrijven op de overige plandelen eerst kan worden toegestaan na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
2.6. De Voorzitter merkt nog op dat het partijen vrijstaat om, indien zij daartoe grond zien, bijvoorbeeld naar aanleiding van het verslag van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, te verzoeken om toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de betrokken belangen ziet de Voorzitter voorts aanleiding een spoedige behandeling van de hoofdzaak te bevorderen.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 7 oktober 2003, DRM/ARB/03/4575A, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden", nader aangegeven op een bij deze uitspraak behorende gewaarmerkte kaart;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 111,24; het bedrag dient door de provincie Zuid-Holland te worden betaald aan verzoekers;
IV. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2004
280-459.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,