ECLI:NL:RVS:2004:AO6529

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308246/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • A.M.E.A. Neuwahl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring wijzigingsplan Kinheimpark door de Raad van State

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal op 16 september 2003 het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Kinheimpark 2003-W2" vastgesteld. Op 10 november 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland goedkeuring verleend aan dit plan. Verzoekers, waaronder verzoeker sub 1 en verzoekers sub 2, hebben tegen deze goedkeuring beroep ingesteld bij de Raad van State. Verzoeker sub 1 heeft op 7 december 2003 en verzoekers sub 2 op 2 januari 2004 verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld op 27 februari 2004, waarbij de verzoekers en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 26 maart 2004 geoordeeld dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden", dat de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 mogelijk maakt, in strijd is met de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de belangen van de naastgelegen woning niet voldoende zijn meegewogen in de afweging van het wijzigingsplan. Daarom heeft hij besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland te schorsen, maar wel te bepalen dat in het plangebied maximaal twaalf wooneenheden mogen worden gerealiseerd. Het verzoek van verzoeker sub 1 is afgewezen, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland is veroordeeld in de proceskosten van verzoekers sub 2.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van goedkeuring aan wijzigingsplannen en de noodzaak om de voorwaarden van het bestemmingsplan te respecteren. De Voorzitter heeft de voorlopige voorziening getroffen om onomkeerbare gevolgen van de bouw van de woning te voorkomen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid voor de realisatie van wooneenheden op korte termijn behouden blijft.

Uitspraak

200308246/2.
Datum uitspraak: 26 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal heeft bij besluit van 16 september 2003 het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Kinheimpark 2003-W2" vastgesteld.
Bij besluit van 10 november 2003, kenmerk 2003-40937, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 7 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2003, en verzoekers sub 2 bij brief van 2 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2003, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 2 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2004, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2004, waar verzoeker sub 1, in persoon, en verzoekers sub 2, bij monde van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. C. Lubben, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Huisman, ambtenaar van de gemeente. Tevens is gehoord de besloten vennootschap “Riso Vastgoed B.V.”, vertegenwoordigd door mr. G. Koop, advocaat te Amsterdam, en R. Kentie, architect.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een wijziging van de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” in de bestemmingen “Woondoeleinden”, “Erf”, “Tuin”, en “Verkeersdoeleinden” ten behoeve van de verwezenlijking van wooneenheden op gronden waarop het gebouw staat van een voormalige drukkerij/uitgeverij. Daarnaast voorziet het plan in de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64.
2.3. Verzoeker sub 1 stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming “Erf” ten noordwesten van de voormalige drukkerij/uitgeverij, aangezien hij het ongewenst acht dat een ontsluitingsweg zal worden aangelegd aan de zijde van de Professor van Vlotenweg. Hij verzoekt in zoverre schorsing van het bestreden besluit.
2.3.1. Verweerder heeft geen reden gezien dit plandeel in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft dit plandeel goedgekeurd.
2.3.2. De Voorzitter stelt vast dat de bestemming “Verkeers- en verblijfsdoeleinden” alleen een ontsluitingsweg naar de Korte Kleverlaan mogelijk maakt.
Ter zitting is namens het college van burgemeester en wethouders, verweerder en Riso Vastgoed B.V. nadrukkelijk verklaard dat er ook geen garages zullen uitwegen op de Professor van Vlotenweg.
2.3.3. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter geen aanleiding het verzoek van verzoeker sub 1 in te willigen.
2.4. Verzoekers sub 2 stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden”, dat de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 mogelijk maakt. Zij verzoeken in zoverre schorsing van het bestreden besluit. Verzoekers sub 2 menen dat dit plandeel in strijd is met de wijzigingsbevoegdheid en stellen dat door middel van de wijzigingsvoorwaarden uitsluitend is bedoeld de bouw van wooneenheden ter plaatse van de voormalige drukkerij/uitgeverij mogelijk te maken.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien dit plandeel in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft dit plandeel goedgekeurd. Hij is van mening dat strijd met de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden zich niet voordoet.
2.5.1. Artikel 13, zesde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan luidt, voor zover van belang, als volgt:
”Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan wat betreft de gronden op de plankaart voorzien van de aanwijzing “planwijziging ex artikel 11 WRO toegestaan” te wijzigen met inachtneming van de volgende aanwijzingen:
a. de bestemming bedrijfsdoeleinden, op gronden voorzien van de toevoeging I (de drukkerij/uitgeverij aan de Professor van Vlotenweg 1a), mag worden gewijzigd in de bestemmingen woondoeleinden/ tuin/ erf/ verkeers- en verblijfsdoeleinden” mits er ten hoogste 12 wooneenheden worden opgenomen.
2.5.2. Het plangebied bestaat uit gronden die op de plankaart van het bestemmingsplan zijn voorzien van een arcering. Blijkens de legenda van het bestemmingsplan wordt deze arcering verklaard als “planwijziging ex artikel 11 toegestaan”. De arcering heeft betrekking op gronden met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”, omvattende het bouwvlak waarbinnen de bestaande bebouwing van de voormalige drukkerij/uitgeverij staat en op de omliggende, onbebouwde, gronden met de aanduiding “z (zonder gebouwen)”. De toevoeging “I” is geplaatst in het bouwvlak waarbinnen de bestaande bebouwing van de voormalige drukkerij/uitgeverij staat.
2.5.3. De Voorzitter is vooralsnog van oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 13, zesde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan betrekking heeft op het gehele gearceerde plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” en niet slechts op het bouwvlak, voornoemd, waarin de toevoeging “I” is geplaatst. Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan ziet ook de toevoeging “I” naar het oordeel van de Voorzitter op het gehele gearceerde plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”.
Gelet hierop valt het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden”, dat de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 mogelijk maakt, binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van artikel 13, zesde lid, van de planvoorschriften betrekking heeft. De Voorzitter acht het aannemelijk, gelet op hetgeen in paragraaf 3 van de toelichting is gesteld ten aanzien van locatie 1, dat de wijzigingsbevoegdheid juist met het oog op het bouwen van wooneenheden ter plaatse van de voormalige drukkerij/uitgeverij in de bestemmingsplanvoorschriften is opgenomen. Nu dit oogmerk echter niet uitdrukkelijk in het bestemmingsplanvoorschrift is verwoord, sluit de wijzigingsbevoegdheid naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter een woonbestemming aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 echter niet uit.
2.5.4. De Voorzitter merkt evenwel op, dat bij de inpassing van een woonbestemming aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 in het wijzigingsplan alle belangen dienen te worden afgewogen. Nu in de toelichting op het wijzigingsplan op geen enkele wijze van deze afweging blijkt en ook ter zitting niet duidelijk is geworden op welke wijze de belangen van de naastgelegen woning bij de inpassing van de woonbestemming zijn meegewogen, is de Voorzitter er niet op voorhand van overtuigd dat de afweging van belangen voldoende evenwichtig is geweest. Hij acht het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure het bestreden besluit ten aanzien van deze bestemming vernietigd zal worden.
Gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden”, dat de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 mogelijk maakt, ziet de Voorzitter aanleiding het besluit in zoverre te schorsen.
2.5.5. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek van verzoekers sub 2 in te willigen.
2.5.6. De Voorzitter stelt bovendien vast dat in het wijzigingsplan niet is opgenomen dat ter plaatse van de plandelen met de bestemming “Woondoeleinden” maximaal twaalf wooneenheden zijn toegestaan. Dit is in strijd met de voorwaarden uit artikel 13, zesde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan. Het voorgaande klemt temeer nu op het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden”, betreffende de gronden waarop de voormalige uitgeverij/drukkerij staat, gelet op de totale toegestane oppervlakte van dit plandeel, twaalf wooneenheden verwezenlijkt kunnen worden. De omstandigheid dat het bouwplan op de gronden waarop de voormalige uitgeverij/drukkerij staat in maximaal elf wooneenheden voorziet doet hier niet aan af. In deze procedure staan immers ter toets de mogelijkheden die het wijzigingsplan biedt.
Gezien het vorenstaande verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Aangezien echter de bouw van de vorenbedoelde elf wooneenheden niet is bestreden, een belang bestaat deze wooneenheden op korte termijn te realiseren en tevens strijd met artikel 13, zesde lid, van de voorschriften op eenvoudige wijze hersteld kan worden, ziet de Voorzitter aanleiding niet het gehele besluit te schorsen maar bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat in het plangebied niet meer dan twaalf wooneenheden worden opgenomen.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 10 november 2003, 2003-40937, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden", dat de bouw van een woning aansluitend aan het pand Korte Kleverlaan 64 mogelijk maakt, nader aangegeven op een bij deze uitspraak behorende gewaarmerkte kaart;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat in het plangebied ten hoogste twaalf wooneenheden worden opgenomen;
III. wijst het verzoek van verzoeker sub 1 af;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland in de door verzoekers sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 674,96; het bedrag dient door de provincie Noord-Holland te worden betaald aan verzoekers sub 2;
V. gelast dat de provincie Noord-Holland aan verzoekers sub 2 het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2004
280-459.