ECLI:NL:RVS:2004:AO6579
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- M.Z.C. Koutstaal
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang voor woonschip in Amsterdam
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 28 oktober 2002 een besluit genomen waarbij appellant werd gelast zijn woonschip uit Amsterdam te verwijderen en verwijderd te houden, onder aanzegging van bestuursdwang. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 3 december 2003 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 19 januari 2004 het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij ook verzocht heeft om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 maart 2004 ter zitting behandeld. Appellant was in persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.H. Woelinga. Het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente Amsterdam. Tijdens de zitting zijn geen nieuwe grieven aangevoerd die de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter in twijfel trokken. De Voorzitter heeft geoordeeld dat nader onderzoek niet nodig was en dat de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter op goede gronden was genomen.
De Voorzitter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor het treffen van een dergelijke voorziening. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 maart 2004.