ECLI:NL:RVS:2004:AO7976

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401535/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 april 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, allen wonend te Leende, hadden beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van 13 januari 2004, waarin de Afdeling had geoordeeld dat het college niet tijdig had beslist op het bezwaar van verzoekers, dat dateerde van 20 augustus 2002. De Afdeling had het college opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Verzoekers verzochten de Voorzitter van de Afdeling om een voorlopige voorziening, omdat het college in gebreke was gebleven. Tijdens de zitting op 19 maart 2004 waren zowel verzoekers, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, als verweerder, vertegenwoordigd door M.C.I. Smits, aanwezig. De Voorzitter oordeelde dat het college verplicht was om binnen de gestelde termijn gevolg te geven aan de eerdere uitspraak, wat niet was gebeurd.

De Voorzitter besloot om een voorlopige voorziening te treffen. Het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende werd opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Daarnaast werd bepaald dat het college een dwangsom van € 225,00 per dag zou verbeuren, met een maximum van € 9.000,00, zolang het niet voldeed aan de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, tot een bedrag van € 402,50, en moest het griffierecht van € 136,00 vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 april 2004.

Uitspraak

200401535/2.
Datum uitspraak: 14 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te Leende,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 13 januari 2004, no. 200307578/2, verzonden op dezelfde datum, heeft de Afdeling het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van verzoekers van 20 augustus 2002 vernietigd en verweerder opgedragen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van verzoekers en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Tegen het uitblijven van een besluit hebben verzoekers bij brief van 18 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 maart 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door M.C.I. Smits, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers kunnen zich er niet mee verenigen dat verweerder de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2004, no. 200307578/2, niet naleeft.
2.3. Vaststaat dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de bovengenoemde uitspraak.
De Voorzitter is van oordeel dat verweerder, gelet op hetgeen in artikel 8:72, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald, gehouden was om binnen de gestelde termijn aan de bovengenoemde uitspraak gevolg te geven. Verweerder heeft dit niet gedaan.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter ziet daarbij aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:72, vijfde en zevende lid, in samenhang bezien met artikel 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan alsnog een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
II. bepaalt dat indien of zolang het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende niet voldoet aan het onder punt I gestelde, het aan verzoekers een dwangsom verbeurt van € 225,00 per dag, met een maximum van € 9.000,00, voor iedere dag dat het desbetreffende besluit niet is genomen of niet is bekendgemaakt;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 402,50, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Heeze-Leende te worden betaald aan verzoekers;
IV. gelast dat de gemeente Heeze-Leende aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2004
312-443.