ECLI:NL:RVS:2004:AO7985

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402005/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning gezondheidscentrum te Hattem

Op 11 november 2002 verleende het college van burgemeester en wethouders van Hattem aan Thermen Forest Hill i.o., h.o.d.n. Voetcare, een bouwvergunning voor de bouw van een gezondheidscentrum op het perceel Apeldoornsweg 29 te Hattem. De vereniging 'Milieugroep Hattem' heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, dat door het college op 17 april 2003 ongegrond werd verklaard. Hierop heeft de vereniging beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank Zutphen, die op 8 maart 2004 het beroep ongegrond verklaarde. De vereniging heeft vervolgens op 9 maart 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 1 april 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren de bestuursleden van de vereniging, M. Oosterhoff en E.J. Braakenburg, aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van het college, mr. A.H. van der Maat, en de advocaat van Thermen Forest Hill, mr. F.J.M. Kobossen. De Voorzitter heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Dit betekent dat er geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 15 april 2004 openbaar uitgesproken, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

200402005/2.
Datum uitspraak: 15 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de vereniging "Milieugroep Hattem", zetelend te Hattem,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank Zutphen van 8 maart 2004 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Hattem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hattem (hierna: het college) aan Thermen Forest Hill i.o., h.o.d.n. Voetcare, bouwvergunning verleend voor de bouw van een gezondheidscentrum op het perceel Apeldoornsweg 29 te Hattem.
Bij besluit van 17 april 2003 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 9 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door M. Oosterhoff en E.J. Braakenburg, bestuursleden van verzoekster, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H. van der Maat, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is Thermen Forest Hill i.o., vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.
2.2. Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2004
201.