ECLI:NL:RVS:2004:AO7996
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Th.G. Drupsteen
- M.A.G. Stolker
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende last onder dwangsom
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 april 2004 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoekster, een bedrijf waarvan de vennoten [vennoot A] en [vennoot B] zijn, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente Ede, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd. Dit besluit was genomen op 10 maart 2004, en op 23 maart 2004 werd verzoekster meegedeeld dat de gedoogsituatie van haar bedrijf per 20 maart 2004 was beëindigd. Verzoekster heeft op 26 maart 2004 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en heeft op 29 maart 2004 de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter heeft het verzoek op 5 april 2004 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.W. van der Linde en gemachtigde ir. R.J.P. Hendriks. De gemeente Ede was vertegenwoordigd door meerdere ambtenaren, waaronder mr. J. Voncken en ing. R. Witjes. In zijn overwegingen concludeert de Voorzitter dat de brief van 23 maart 2004 niet kan worden aangemerkt als een beschikking tot het toepassen van bestuursdwang, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Ook zijn er geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen het dwangsombesluit van 10 maart 2004, waardoor er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter wijst het verzoek af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 april 2004.