200307987/1.
Datum uitspraak: 28 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op verzoek van:
[verzoekster] gevestigd te Utrecht,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht).
Bij besluit van 13 juni 2003, kenmerk NL 103971, heeft verweerder verzoekster toestemming gegeven om 20.000.000 kg afvalstoffen, zoals omschreven in het kennisgevingsformulier NL 103971, over te brengen naar België.
Bij besluit van 23 oktober 2003, kenmerk IMA 2003-32862, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 1 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 december 2003.
Bij brief van 24 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verzoekster. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E.T. Sillevis Smit, advocaat te Rotterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.L. Bervoets en drs. S.A.N. Geerling, ambtenaren van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen.
Ter zitting heeft verzoekster het beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
2.1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.2. Bij het besluit van 23 oktober 2003 heeft verweerder gehandhaafd zijn besluit van 13 juni 2003, waarbij hij krachtens artikel 7, tweede lid, van de Verordening (EEG) nr. 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna te noemen: de Verordening) toestemming geeft 20.000.000 kg Eurolite-korrels (door partijen kortweg aangeduid als het Eurolite) over te brengen naar Edelbeton N.V. in België. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het Eurolite het karakter van afvalstof behoudt. Verzoekster heeft in haar beroepschrift van 1 december 2003 gesteld dat voor de overbrenging van het Eurolite naar België geen kennisgeving behoeft te worden gedaan, omdat het Eurolite niet is aan te merken als een afvalstof in de zin van de Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG, (hierna te noemen: de Richtlijn). De Verordening is op de onderhavige overbrenging derhalve niet van toepassing, zodat verweerder zich ten onrechte bevoegd heeft geacht toestemming op grond van die Verordening te geven, aldus verzoekster.
2.3. Tijdens het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder op 8 april 2004, kenmerk IMA 2004-13072, een nieuw besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster tegen het besluit van 13 juni 2003. Verweerder heeft de bezwaren van verzoekster bij dit besluit gegrond verklaard en overwogen dat het onderhavige Eurolite, nu het Eurolite vergelijkbaar is met primaire grondstoffen, het karakter van afvalstof heeft verloren, zodat het doen van een kennisgeving voor de overbrenging van het Eurolite naar België niet vereist is. Gelet hierop heeft verzoekster zich tijdens het verhandelde ter zitting op het standpunt gesteld dat verweerder met dit besluit aan haar is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft dit ter zitting onder verwijzing naar het besluit van 8 april 2004 bevestigd. De Afdeling ziet geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.
2.4. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten is gegrond en dient op na te melden wijze te worden toegewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
veroordeelt de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de door verzoekster in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 678,18, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) te worden betaald aan verzoekster.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Montagne
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2004