ECLI:NL:RVS:2004:AO8475

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306625/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen illegale snackcounter in Nijmegen

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 april 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem. Het geschil betreft de weigering van het college om handhavend op te treden tegen een snackcounter die zonder de vereiste bouwvergunning was gerealiseerd op het perceel Molenpoortpassage 12 te Nijmegen. De appellant had eerder, op 30 augustus 2001, besloten om niet handhavend op te treden, maar dit besluit werd door de rechtbank Arnhem op 5 maart 2003 vernietigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot een nieuwe weigering van handhaving op 3 juli 2003.

De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien de snackcounter in strijd was met het bestemmingsplan. De Raad bevestigde dat er geen concreet zicht op legalisering van de illegale situatie was, omdat er geen voorbereidingsbesluit of ontwerp van een bestemmingsplan was genomen. De belangen van de exploitant van de snackcounter werden niet als voldoende gegrond beschouwd om af te zien van handhaving. Het hoger beroep van het college werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter werd bevestigd. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de wederpartij, die op € 644,00 werden vastgesteld, te betalen door de gemeente Nijmegen.

Uitspraak

200306625/1.
Datum uitspraak: 28 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2001 heeft appellant geweigerd handhavend op te treden tegen de snackcounter gevestigd op het perceel Molenpoortpassage 12 te Nijmegen.
Bij besluit van 14 februari 2002 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2003 heeft de rechtbank Arnhem, voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 14 februari 2002 vernietigd.
Bij besluit van 3 juli 2003 heeft appellant, voorzover thans van belang, het bezwaar van [wederpartij] wederom ongegrond verklaard en bepaald dat de vestiging van de snackcounter, het gebruik daarvan in strijd met de bestemming en het bouwen zonder bouwvergunning zal worden gedoogd.
Bij uitspraak van 28 augustus 2003, verzonden op 3 september 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 november 2003 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. L.C.C.M. Voeten, ambtenaar der gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. D. Schilstra, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat de snackcounter zonder de vereiste bouwvergunning is gerealiseerd en dat het gebruik van de snackcounter in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Stadscentrum Kerngebied I 1998”. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan een bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Een bijzonder geval kan onder meer worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op legalisering van de illegale situatie.
2.3. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is concreet zicht op legalisering van de illegale situatie.
Dit betoog faalt. Nog daargelaten dat het college zich in het besluit van 3 juli 2003 op het standpunt heeft gesteld dat het onder verlening van vrijstelling verlenen van een bouwvergunning niet mogelijk is, is uit de stukken gebleken dat ten tijde van het nemen van voornoemd besluit met betrekking tot het onderhavige perceel geen voorbereidingsbesluit was genomen of een (voor)ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage gelegd. Onder die omstandigheden heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat geen sprake is van concreet zicht op legalisering.
2.4. De — door appellant niet nader omschreven — belangen van de exploitant van de snackcounter en de omstandigheid dat niet is gebleken dat een snackcounter op het onderhavige perceel planologisch niet wenselijk is, bieden, anders dan appellant betoogt, geen grond voor het oordeel dat appellant in redelijkheid heeft kunnen besluiten niettemin niet tot handhaving over te gaan.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Appellant dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Nijmegen te worden betaald aan [wederpartij].
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2004
17-423.