ECLI:NL:RVS:2004:AO8876
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) door het bureau rechtsbijstandvoorziening van de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam. De aanvraag werd op 13 februari 2001 afgewezen, waarna de appellant in administratief beroep ging. De Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam verklaarde dit beroep op 11 februari 2002 gegrond, maar handhaafde de gevolgen van de afwijzing. De rechtbank Amsterdam verklaarde op 29 september 2003 het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Raad van State op 13 november 2003.
De Raad van State heeft de zaak op 23 april 2004 behandeld. De appellant was aanwezig, maar de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam verscheen niet. De Raad van State overwoog dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de overgelegde gegevens niet toereikend waren om het inkomen en vermogen van de appellant te toetsen. De appellant had nagelaten om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren, ondanks dat hij hierop was gewezen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 mei 2004.