ECLI:NL:RVS:2004:AO8890

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307745/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Brink
  • J.G.C. Wiebenga
  • H. Borstlap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aansluiting op gemeentelijke riolering en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak hebben appellanten, wonend te Geldermalsen, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om aansluiting van hun percelen op de gemeentelijke riolering. De afwijzing vond plaats bij brief van 27 augustus 2001 door het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen. Het college verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk, omdat de mededeling niet zou zijn genomen krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid. Appellanten waren van mening dat de afwijzing wel degelijk een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, aangezien het verzoek om aansluiting een publiekrechtelijke rechtshandeling betreft, gebaseerd op het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).

De Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de mededeling van 27 augustus 2001 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de mededeling van verweerder geen rechtsgevolg beoogde en dat er geen wettelijke basis was voor een besluit van burgemeester en wethouders met betrekking tot de aansluiting van percelen op de riolering. Het GRP, dat door de gemeenteraad was vastgesteld, had een indicatief karakter en was niet gericht op rechtsgevolg.

De Raad van State heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard en de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door verweerder bevestigd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200307745/1.
Datum uitspraak: 6 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Geldermalsen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 27 augustus 2001 heeft verweerder het verzoek van appellanten om hun percelen aan [locatie] te Geldermalsen op de riolering aan te sluiten, afgewezen.
Bij besluit van 12 februari 2002, kenmerk 104, verzonden op 27 februari 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 april 2002, bij de arrondissementsrechtbank te Arnhem ingekomen op 9 april 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 april 2002. Het beroep is met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar de Raad van State doorgezonden, alwaar het is ingekomen op 21 november 2003.
Bij brief van 17 juni 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2004, waar appellanten, van wie [een van de appellanten] in persoon en bijgestaan door mr. E.IJ. le Blanc, advocaat te Utrecht, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, en ing. D.A. Goossen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten voeren aan dat verweerder hen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar. Zij stellen dat een besluit op een verzoek om aansluiting dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, nu verzocht wordt een publiekrechtelijke rechtshandeling te verrichten, gebaseerd op het Gemeentelijk Rioleringsplan (hierna: GRP) waarin staat dat alle percelen in de gemeente Geldermalsen worden aangesloten op het rioleringsstelsel. Het GRP bevat huns inziens publiekrechtelijke rechtsgevolgen.
2.2. Verweerder heeft de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de mededeling van 27 augustus 2001 zijns inziens niet is genomen krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid. Volgens hem is veeleer sprake van een beslissing tot het weigeren van een puur fysieke verrichting, waarmee geen rechtsgevolg is beoogd, zodat niet gesproken kan worden van een rechtshandeling. Er is dan ook geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, aldus verweerder.
2.3. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer draagt elke gemeente zorg voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen haar grondgebied gelegen percelen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel kunnen gedeputeerde staten, op verzoek van burgemeester en wethouders, in het belang van een doelmatig beheer van afvalwater ontheffing verlenen van de verplichting opgenomen in het eerste lid, voor een in die ontheffing genoemde periode voor een gedeelte van het grondgebied van de gemeente dat gelegen is buiten de bebouwde kom.
Ingevolge artikel 4.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast.
2.4. Op 28 maart 2000 is door de gemeenteraad van Geldermalsen het GRP vastgesteld. Hierin staat dat voor slechts vijf van de ongeveer 1000 percelen in het buitengebied een provinciale ontheffing van de in artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer opgenomen verplichting zou kunnen worden verleend; deze vijf percelen zullen echter onder dezelfde voorwaarden als alle andere in het buitengebied op de riolering worden aangesloten. De aansluitingen zullen gefaseerd worden uitgevoerd en elk jaar zal opnieuw worden bezien hoe het GRP concreet gestalte krijgt. Het GRP heeft een indicatief karakter en bevat een overzicht van de voorgenomen activiteiten en de mogelijke financiële consequenties daarvan. Het GRP is niet op rechtsgevolg gericht en is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De Afdeling stelt voorts vast dat artikel 10.33 noch artikel 4.22 van de Wet milieubeheer, noch enig ander wettelijk voorschrift, voorziet in een door burgemeester en wethouders te nemen besluit met betrekking tot het al dan niet aansluiten van percelen op de gemeentelijke riolering. De mededeling dat verweerder de percelen van appellanten niet zal aansluiten op de riolering, heeft geen betekenis voor de in artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer neergelegde rechtsplicht. Ook overigens is niet gebleken dat de mededeling op rechtsgevolg is gericht. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de reactie van verweerder van 27 augustus 2001 op het verzoek van appellanten om hun percelen op de riolering aan te sluiten geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht betreft. Verweerder heeft het bezwaarschrift van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2004
191-353.