ECLI:NL:RVS:2004:AO9661

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401150/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake parkeerverbod in Heeze

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 mei 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een parkeerverbod dat door de gemeente Heeze-Leende was ingesteld op 20 september 1999 in een gedeelte van de Kapelstraat te Heeze. De Fietsersbond had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de daaropvolgende besluiten van de gemeente. De rechtbank 's-Hertogenbosch had op 23 december 2003 het beroep van de Fietsersbond gegrond verklaard en de besluiten van de gemeente vernietigd, met de opdracht om opnieuw op de bezwaren te beslissen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 29 april 2004. De gemeente Heeze-Leende was vertegenwoordigd door mr. drs. W.G.M. van Ham, terwijl de Fietsersbond werd vertegenwoordigd door A. Niessen en Th. Zeegers. De Voorzitter heeft overwogen dat de Fietsersbond als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat de gemeente had gesteld dat zij niet als zodanig kon worden beschouwd. De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat de belangen van de gemeente bij opschorting van de beslistermijn niet voldoende spoedeisend waren om een voorlopige voorziening te treffen.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de Fietsersbond tot een bedrag van € 238,60. Deze kosten dienen door de gemeente Heeze-Leende aan de Fietsersbond te worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van de Fietsersbond als belanghebbende in lokale verkeersbesluiten en de noodzaak voor de gemeente om zorgvuldig om te gaan met bezwaren van betrokken partijen.

Uitspraak

200401150/2.
Datum uitspraak: 12 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 december 2003 in het geding tussen:
de Fietsersbond, gevestigd te Utrecht,
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 september 1999 heeft verzoeker, voorzover thans van belang, een parkeerverbod ingesteld in een gedeelte van de Kapelstraat te Heeze.
Bij besluit van 14 mei 2001 heeft verzoeker, beslissend op bezwaar, het besluit van 20 september 1999, onder aanvulling hiervan, gehandhaafd.
Bij besluit van 17 december 2001 heeft verzoeker, voorzover thans van belang, de Zegge te Heeze en de aanliggende zandpaden, zoals aangegeven op de bijlage bij het besluit, afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer.
Bij besluit van 21 mei 2002 heeft verzoeker de besluiten van 20 september 1999 en van 14 mei 2001 ingetrokken.
Bij besluit van (eveneens) 21 mei 2002 heeft verzoeker het besluit van 17 december 2001 ingetrokken, onder vaststelling van een nieuw verkeersbesluit met een beperktere werking.
Bij besluiten van 3 februari 2003 en 24 maart 2003 heeft verzoeker het door de Fietsersbond tegen de besluiten van 21 mei 2002 gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2003, verzonden op 29 december 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door de Fietsersbond tegen die besluiten ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat verzoeker opnieuw op de bezwaren dient te beslissen met inachtneming van het in de uitspraak bepaalde.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 5 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2004, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. W.G.M. van Ham, ambtenaar der gemeente, en de Fietsersbond, vertegenwoordigd door A. Niessen en Th. Zeegers, beiden werkzaam voor de Fietsersbond, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker heeft de Fietsersbond bij besluiten van 3 februari 2003 en 24 maart 2003 niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaren, op de grond dat zij niet als belanghebbende bij de besluiten van 21 mei 2002 kan worden aangemerkt, nu zij hierdoor niet rechtstreeks in het aan haar statutaire doelstelling ontleende collectieve belang wordt geraakt.
2.3. De Voorzitter ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank onjuist is. Daartoe wordt in de eerste plaats gewezen op de uitspraak van 26 november 2003 in zaak no. 200205557/1 (www.raadvanstate.nl), waarin de Afdeling geen belemmering heeft gezien de Fietsersbond als belanghebbende aan te merken bij een plaatselijk besluit. Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de Fietsersbond in de gemeente Heeze-Leende actief is door middel van de afdeling Heeze-Leende-Sterksel, ook in het onderhavige geval. Een gemeentelijke afdeling als bedoeld in artikel 7 van de Statuten bezit geen zelfstandige rechtspersoonlijkheid. De Voorzitter ziet niet in dat de Fietsersbond niet als belanghebbende ten aanzien van de in geding zijnde besluiten kan worden aangemerkt, nu die haar statutaire doelstelling raken en haar activiteiten zich blijkens de organisatie in gemeentelijke afdelingen ook uitstrekken tot lokale besluiten.
2.4. Bij afweging van de betrokken belangen, waaronder het belang van verzoeker bij opschorting van de beslistermijn, tegenover dat van de Fietsersbond bij tijdige nieuwe besluiten, acht de Voorzitter de eerstgenoemde belangen onvoldoende spoedeisend en zwaarwegend om, in afwachting van de behandeling door de Afdeling, een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het verzoek wordt afgewezen. Verzoeker wordt op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt verzoeker in de door de Fietsersbond in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 238,60; het bedrag dient door de gemeente Heeze-Leende te worden betaald aan de Fietsersbond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2004
383.