ECLI:NL:RVS:2004:AO9715

Raad van State

Datum uitspraak
19 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307746/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • P.A. Offers
  • P.C.E. van Wijmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Twello Noord en rechtszekerheid van bouwvoorschriften

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Twello Noord, Herziening 2002-1 (aanpassing voorschriften)" door de gemeenteraad van Voorst, vastgesteld op 3 maart 2003. Het college van gedeputeerde staten van Gelderland, als verweerder, heeft op 30 september 2003 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Appellanten, wonend te Twello, hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden in februari 2004. De zaak werd behandeld op 13 mei 2004, waarbij de verweerder vertegenwoordigd was door mr. J.S.W. Lucassen en de gemeenteraad door ing. J.L. Beltman-Rompelman. Appellanten waren afwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de publicatie van het vastgestelde plan aanvankelijk gebrekkig was, maar dat dit verzuim hersteld is door een aanvullende kennisgeving. De Afdeling stelt vast dat de verweerder zijn besluit binnen de wettelijke termijn heeft genomen en dat de gang van zaken geen gevolgen heeft voor het bestreden besluit. De Afdeling benadrukt dat de verweerder de taak heeft om te beoordelen of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat hij rekening moet houden met de vrijheid van de gemeenteraad om bestemmingen aan te wijzen.

De appellanten stellen dat het plan onvoldoende rechtszekerheid biedt, omdat het niet duidelijk maakt waar het bouwen van geluidsschermen is toegestaan. De Afdeling concludeert echter dat het plan voldoende duidelijkheid biedt over de toegestane bebouwing en dat de plaats van de geluidsschermen voldoende concreet is aangegeven. De Afdeling oordeelt dat de verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200307746/1.
Datum uitspraak: 19 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Twello,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Voorst, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003, het bestemmingsplan "Twello Noord, Herziening 2002-1 (aanpassing voorschriften)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 30 september 2003, no. RE2003.35453, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 20 november 2003, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 februari 2004.
Verweerder heeft bij brief van 26 februari 2004 meegedeeld dat geen verweerschrift wordt uitgebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Lucassen, advocaat te Zutphen, is verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Voorst, vertegenwoordigd door ing. J.L. Beltman-Rompelman, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. Appellanten zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Voorzover appellanten hebben aangevoerd dat de publicatie van het vastgestelde plan gebrekkig is geweest, overweegt de Afdeling als volgt.
Ter zake van de terinzagelegging van het vastgestelde plan is in de Staatscourant en in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad op 19 maart 2003 een kennisgeving geplaatst. In strijd met de wettelijke eisen wat betreft de kennisgeving van het vastgestelde plan, is in deze kennisgeving geen mededeling gedaan van de gewijzigde vaststelling van het plan en van de mogelijkheid voor een ieder schriftelijke bedenkingen tegen de wijzigingen in te dienen. Dit verzuim is hersteld door een aanvullende kennisgeving in de Staatscourant en in een dag-, nieuws- of, huis-aan-huisblad van 4 juni 2003 en hernieuwde terinzagelegging van het gewijzigd vastgestelde plan. Nu voorts verweerder zijn besluit heeft genomen en verzonden binnen zes maanden na afloop van de eerste terinzagelegging, hoeft de hierboven geschetste gang van zaken geen gevolgen te hebben voor het bestreden besluit.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Het plan voorziet in de aanpassing van een aantal voorschriften van het bestemmingsplan “Twello Noord”, om zodoende het oprichten van bouwwerken ter beperking van spoorweglawaai mogelijk te maken op gronden met de bestemming “Spoorwegen”.
2.4. Appellanten hebben in beroep gesteld dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, omdat het onvoldoende rechtszekerheid biedt. Hiertoe voeren zij aan dat het plan niet inzichtelijk maakt of en zo ja, waar het bouwen van geluidsschermen is toegestaan.
Voorts stellen zij dat door het plan de samenhang tussen de planvoorschriften wordt aangetast.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of in strijd met het recht te achten en heeft het plan goedgekeurd. Hij onderschrijft het standpunt van de gemeenteraad dat het plan voldoet aan de daaraan te stellen eis van rechtszekerheid.
2.6. Ingevolge artikel 36 van de bij het plan “Twello Noord” behorende voorschriften zijn de op de plankaart als “Spoorwegen” aangewezen gronden bestemd voor spoorwegen. In artikel 37 van de planvoorschriften is - voorzover hier van belang - bepaald dat op gronden met de bestemming “Spoorwegen” uitsluitend bouwwerken ten behoeve van spoorwegen mogen worden gebouwd en daarbij behorende andere werken aangelegd. Artikel 2 van de voorschriften van het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan voorziet in een herziening van artikel 37, inhoudende dat op gronden met de bestemming “Spoorwegen” tevens bouwwerken ter reducering van spoorweglawaai mogen worden gebouwd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat door deze herziening de samenhang tussen de planvoorschriften niet wordt aangetast.
2.6.1. De Afdeling overweegt dat per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden dient te worden beoordeeld of het plan uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is. Zij acht dit plan duidelijk genoeg wat betreft de toegestane bebouwing. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plan de oprichting van bouwwerken ter reducering van spoorweglawaai mogelijk maakt met een maximale hoogte van twee meter. Zij stelt vast dat, mede gelet op de ter zitting gegeven toelichting, onder de term ‘bouwwerken ter reducering van spoorweglawaai’ geluidsschermen kunnen worden geschaard. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat de plaats van de voorziene geluidsschermen voldoende concreet is.
De gronden waarop mag worden gebouwd - te weten gronden met de bestemming “Spoorwegen” - zijn duidelijk op de plankaart aangegeven.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht overwogen dat het plan niet leidt tot rechtsonzekerheid.
2.6.2. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004
85-466.