200308326/1.
Datum uitspraak: 19 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veendam, het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Zeestratenwijk, plan van wijziging ex artikel 11 WRO, locatie garagebedrijf Julianalaan - Boven Westerdiep" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 oktober 2003, nr. 03/13968, RP, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 10 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2004, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door P.A. de Plaa, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd door [directeur], daar gehoord. Het college van burgemeester en wethouders is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van drie appartementengebouwen met in totaal 36 woningen, op de plek van een voormalig garagebedrijf op de hoek van de Julianalaan en het Boven Westerdiep.
2.3. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan, voorzover het betreft het toegestane aantal bouwlagen aan het Boven Westerdiep. Hij acht het wijzigingsplan op dit punt niet in overeenstemming met het bestemmingsplan “Zeestratenwijk”. Voorts tast volgens appellant het aantal bouwlagen het landelijke karakter van het Boven Westerdiep aan. Daarnaast vreest hij dat het aantal bouwlagen zal leiden tot aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer op het dakterras van zijn woning.
2.4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en heeft het wijzigingsplan goedgekeurd.
2.5. De Afdeling stelt vast dat het wijzigingsplan ten aanzien van het toegestane aantal bouwlagen in overeenstemming is met bestemmingsplan “Zeestratenwijk” (hierna: het bestemmingsplan). Zij neemt daarbij in aanmerking dat ingevolge de wijzigingsvoorwaarden van artikel 12, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan vijf. Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van het wijzigingsplan bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 18 meter en het aantal bouwlagen ten hoogste vijf. Ook overigens is niet gesteld, noch gebleken dat niet aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
Voorts acht de Afdeling niet aannemelijk dat het toegestane aantal bouwlagen het karakter van het Boven Westerdiep in ernstige mate zal aantasten, nog daargelaten of dit karakter als landelijk kan worden aangemerkt. Zo komt uit de stukken naar voren dat de oorspronkelijke agrarische bebouwing grotendeels is verdwenen als gevolg van de ontwikkeling van de achterliggende Zeestratenwijk en dat het huidige beeld van het Boven Westerdiep zich kenmerkt door een afwisseling van oude en nieuwe bebouwing en verschillen in perceelsbreedte. Daarnaast acht de Afdeling van belang dat op een deel van de gronden waar de appartementengebouwen zijn voorzien voorheen een garagebedrijf was gevestigd.
Evenmin acht de Afdeling aannemelijk dat het plan ernstige gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van appellant met zich zal brengen, nu de kortste afstand tussen het dakterras van zijn woning aan het Boven Westerdiep en het bouwvlak van de appartementengebouwen ongeveer 38 meter bedraagt.
Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van appellant betreft, bestaat geen grond voor het oordeel dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat verweerder hieraan in redelijkheid een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
2.6. Gezien het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wijzigingsplan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsplan en de totstandkoming daarvan overigens in strijd zijn met het recht.
Gelet hierop, heeft verweerder het wijzigingsplan terecht goedgekeurd. Het beroep is derhalve ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Prins
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004