ECLI:NL:RVS:2004:AO9987
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.M. Boll
- L.J. Können
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gedoogd gebruik helling 3 door scheepswerf
In deze zaak hebben verzoekers sub 1 en sub 2 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, waarbij onder voorwaarden gedoogd werd dat helling 3 gebruikt zou worden in de door de scheepswerf geëxploiteerde inrichting. Dit besluit, met kenmerk 2004-6874, werd op 26 februari 2004 genomen en op 8 maart 2004 verzonden. De verzoekers hebben op 1 april 2004 de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij het niet eens waren met het gedoogde gebruik van de helling.
De Voorzitter heeft het verzoek op 11 mei 2004 ter zitting behandeld, waar de verzoekers en de vertegenwoordigers van de verweerder, alsook de scheepswerf en de gemeente Edam-Volendam aanwezig waren. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de gevraagde revisievergunning, die noodzakelijk was voor het gebruik van helling 3, op 1 maart 2004 was verleend. Dit betekende dat het bestreden besluit op die datum was komen te vervallen, waardoor er geen aanleiding meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De Voorzitter heeft vervolgens de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 mei 2004, waarbij de Voorzitter, mr. J.M. Boll, en ambtenaar van Staat, mr. L.J. Können, de beslissing hebben vastgesteld.