ECLI:NL:RVS:2004:AP0001

Raad van State

Datum uitspraak
26 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307103/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Bergen op Zoom

In deze zaak heeft de Raad van State op 26 mei 2004 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. Dit besluit, genomen op 19 augustus 2003, verleende een revisievergunning op basis van de Wet milieubeheer voor de opslag en verkoop van nieuwe en oude goederen, inclusief consumentenvuurwerk, op drie locaties in Bergen op Zoom. Het besluit werd ter inzage gelegd op 14 september 2003. De appellant, die zich benadeeld voelde door dit besluit, heeft op 27 oktober 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, met aanvullende gronden op 12 november en 30 december 2003. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 11 mei 2004.

De appellant voerde aan dat het besluit onduidelijk was, omdat het verschillende adressen noemde voor de opslag van vuurwerk en dat er geen voorlichting aan omwonenden was gegeven. Ook stelde hij dat de vergunninghouder traag reageerde op vragen en dat er in de media berichten waren over het niet naleven van de regels voor vuurwerkopslag. De Raad van State oordeelde dat deze gronden in strijd waren met de goede procesorde, omdat de appellant deze niet eerder had ingebracht. De gronden werden daarom niet ontvankelijk verklaard.

Daarnaast uitte de appellant zorgen over de veiligheid en het gevoel van onveiligheid dat de opslag van vuurwerk met zich meebracht. De Raad van State oordeelde dat de aanvraag om een milieuvergunning was getoetst aan het Vuurwerkbesluit en dat aan de vereiste afstandseisen werd voldaan. De vergunning bevatte ook voorschriften ter beperking van brand- en explosiegevaar. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit voldoende bescherming bood tegen deze risico's.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van de appellant niet-ontvankelijk voor de gronden die betrekking hadden op de onduidelijkheid van het besluit en ongegrond voor de overige gronden. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200307103/1.
Datum uitspraak: 26 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2003, kenmerk BE3V2960, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor opslag en verkoop van nieuwe en oude goederen alsmede van consumentenvuurwerk aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Bergen op Zoom. Dit besluit is op 14 september 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 24 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 november 2003 en 30 december 2003.
Bij brief van 30 december 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2004, waar [appellant], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D. Oostvogels, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is namens vergunninghoudster [gemachtigde] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Eerst bij nadere memorie heeft appellant betoogd dat het bestreden besluit onduidelijk is omdat er in het bestreden besluit sprake is van verschillende adressen terwijl de opslag van vuurwerk op [locatie 1] plaatsvindt, dat er geen voorlichting aan de omwonenden is gegeven, dat verweerder traag op zijn vragen reageert en dat uit krantenartikelen blijkt dat de regels voor opslag van vuurwerk niet worden nageleefd. Het aanvoeren van deze gronden in dit stadium van de procedure is in strijd met de goede procesorde. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat appellant deze niet eerder in de procedure naar voren had kunnen brengen. Voornoemde gronden kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en dienen niet ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. Appellant voert aan dat het toestaan van de opslag en verkoop van vuurwerk hem een gevoel van onzekerheid en onveiligheid geeft. Het is volgens hem niet in het belang van de bewoners van de buurt.
2.2.1. Verweerder stelt dat de aanvraag om een milieuvergunning is getoetst aan het Vuurwerkbesluit. Gezien de hoeveelheid consumentenvuurwerk die in de inrichting zal worden opgeslagen dient te worden voldaan aan een afstand van acht meter, gemeten vanaf de bewaarplaats tot een kwetsbaar object. Volgens verweerder wordt aan deze afstand voldaan en wordt daarmee de veiligheid van omwonenden in voldoende mate gewaarborgd.
2.2.2. Ingevolge artikel 8.9 van de Wet milieubeheer draagt – voorzover hier van belang – het bevoegd gezag er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat er geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de inrichting gelden, gesteld bij of krachtens deze wet.
Het Besluit van 22 januari 2002 houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (hierna: het Vuurwerkbesluit) is mede een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.44 van de Wet milieubeheer. Het Vuurwerkbesluit omvat (voorzover hier van belang) bepalingen betreffende het opslaan, het bewerken, het verkopen en het ontbranden van consumentenvuurwerk en constructie-eisen ten aanzien van de (buffer) bewaarplaats en de verkoopruimte.
Gesteld noch gebleken is dat niet binnen de grondslag van de aanvraag en de daarbij behorende stukken aan de toepasselijke bepalingen van het Vuurwerkbesluit kan worden voldaan. Daarnaast zijn de voorschriften 4.1 tot en met 4.15 aan de vergunning verbonden ter beperking van brand- en explosiegevaar als gevolg van het bewaren, het ompakken en het verkopen van vuurwerk. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden besluit in voldoende mate bescherming biedt tegen mogelijk brand- en explosiegevaar. Deze beroepsgrond treft geen doel.
2.3. Appellant voert aan dat het bestreden besluit geen garanties geeft met betrekking tot aansprakelijkheid bij het optreden van een eventuele calamiteit. Tevens voert hij aan dat de vergunningaanvrager ook elders in Bergen op Zoom al een inrichting voor de opslag van vuurwerk heeft.
De Afdeling overweegt dat dit geen aspecten zijn waarmee verweerder bij de beoordeling van de milieuvergunningaanvraag rekening hoeft te houden. Deze beroepsgronden kunnen derhalve geen doel treffen.
2.4. Het beroep is, voorzover ontvankelijk, ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover appellant betoogd dat het bestreden besluit onduidelijk is omdat er in het bestreden besluit sprake is van verschillende adressen, dat er geen voorlichting aan de omwonenden is gegeven, dat verweerder traag op zijn vragen reageert en dat uit krantenartikelen blijkt dat de regels voor opslag van vuurwerk niet worden nageleefd;
II. verklaart het beroep, voorzover ontvankelijk, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Klap
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2004
315.