ECLI:NL:RVS:2004:AP0332

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307112/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • H. Troostwijk
  • Ch.W. Mouton
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om vergunning voor visserij over te schrijven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 september 2003. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had op 25 september 2000 een verzoek van appellant om de aan [vergunninghouder] verleende vergunningen voor de visserij met vaste vistuigen in de Waddenzee op naam van appellant over te schrijven, afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de gronden zijn aangevuld in november 2003.

Tijdens de zitting op 19 april 2004 werd het hoger beroep behandeld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.S. van der Vorst, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Nagel, waren aanwezig. De kern van het hoger beroep betreft de weigering van de minister om de publiekrechtelijke vergunning voor de visserij op naam van appellant over te schrijven. De minister stelde dat de vergunning die aan [vergunninghouder] was verleend, bij diens overlijden op 22 december 1998 van rechtswege was vervallen en daarom niet overdraagbaar was. Appellant bevestigde ter zitting dat de vergunning niet voor overdracht vatbaar was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de minister terecht had geweigerd de vergunning over te schrijven, omdat deze niet meer bestond na het overlijden van [vergunninghouder]. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juni 2004.

Uitspraak

200307112/1.
Datum uitspraak: 2 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 september 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2000 heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans: van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna: de minister) een verzoek van appellant om de aan [vergunninghouder] verleende privaatrechtelijke en publiekrechtelijke vergunningen voor de visserij met vaste vistuigen in de Waddenzee op naam van appellant over te schrijven, afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2002 heeft de minister het door appellant gemaakte bezwaar voorzover gericht tegen de weigering de privaatrechtelijke vergunning op naam van appellant over te schrijven niet-ontvankelijk en voorzover gericht tegen de weigering om de publiekrechtelijke vergunning op naam van appellant over te schrijven ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 september 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep voorzover gericht tegen de weigering om een nieuwe vergunning te verlenen niet-ontvankelijk en voorzover gericht tegen de weigering om de tenaamstelling van de vergunning te wijzigen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 november 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 december 2003 heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2004, waar appellant vertegenwoordigd door mr. M.J.S. van der Vorst, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Nagel, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep van appellant beperkt zich tot het oordeel van de rechtbank inzake de gehandhaafde weigering van de minister om de publiekrechtelijke vergunning voor de visserij met vaste vistuigen in de Waddenzee ten name van [vergunninghouder], de vader van appellant, op naam van appellant over te schrijven.
2.2. Naar door appellant ter zitting nog is bevestigd is niet langer in geschil is dat de vergunning die aan [vergunninghouder] jaarlijks werd verstrekt in ieder geval vanaf 1994 niet voor overdracht vatbaar is geweest. Hiervan uitgaande heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat de ten name van [vergunninghouder] verleende vergunning voor de visserij met vaste vistuigen bij diens overlijden op 22 december 1998 van rechtswege is komen te vervallen. De verzochte overschrijving van deze vergunning op naam van appellant heeft de minister om die reden dan ook terecht geweigerd. Voor een afweging van de betrokken belangen is – anders dan appellant kennelijk meent – onder dergelijke omstandigheden geen plaats.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2004
367.