ECLI:NL:RVS:2004:AP0375

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403217/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende standplaats ontheffing

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2004 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, hierna verzoeker genoemd, tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 maart 2004. De rechtbank had in die uitspraak de voorlopige voorziening getroffen dat de wederpartij, wonend te [woonplaats], met twee caravans de standplaats mocht behouden nabij de Workumertrekvaart te Bolsward. Dit besluit volgde op een eerdere weigering van verzoeker om ontheffing te verlenen voor een standplaats op grond van de Woonwagenwet.

De procesgang begon met het besluit van verzoeker op 10 juni 2002, waarin de ontheffing werd geweigerd. Hiertegen heeft de wederpartij beroep ingesteld, dat door gedeputeerde staten van Fryslân niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank Leeuwarden heeft vervolgens het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en de beslissing van gedeputeerde staten vernietigd. Verzoeker heeft daarop het besluit van 10 juni 2002 ingetrokken, maar de wederpartij heeft opnieuw beroep ingesteld, dat wederom niet-ontvankelijk werd verklaard door gedeputeerde staten.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 13 mei 2004, waarbij beide partijen aanwezig waren. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor verzoeker om de voorlopige voorziening te treffen, en dat handhaving van de standplaats door de wederpartij niet redelijkerwijs van verzoeker kan worden gevergd. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200403217/2.
Datum uitspraak: 28 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bolsward,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 maart 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2002 heeft verzoeker geweigerd aan [wederpartij] ontheffing te verlenen voor een standplaats op grond van artikel 10 van de (toenmalige) Woonwagenwet.
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: gedeputeerde staten) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op beroep vernietigd.
Bij besluit van 22 juli 2003, verzonden 13 augustus 2003, heeft verzoeker het besluit van 10 juni 2002 ingetrokken.
Bij besluit van 29 september 2003 hebben gedeputeerde staten, voorzover thans van belang, het tegen het besluit van verzoeker van 10 juni 2002 gerichte beroep van [wederpartij] (wederom) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op beroep gedeeltelijk vernietigd en de voorlopige voorziening getroffen dat [wederpartij] met twee caravans de standplaats mag behouden op de locatie nabij de Workumertrekvaart te Bolsward.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 15 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2004, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft verzoeker de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 mei 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [wederpartij], in persoon, bijgestaan door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe te bewerkstelligen dat de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening wordt opgeheven, alsmede te voorkomen dat gedeputeerde staten, hangende het hoger beroep, opnieuw op het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van verzoeker van 10 juni 2002 dienen te beslissen.
2.3. De stukken, noch het gestelde ter zitting brengen de Voorzitter tot de overtuiging dat handhaving van de door [wederpartij] ingenomen standplaats gedurende de hoger beroepsprocedure redelijkerwijs niet van verzoeker kan worden gevergd. Evenmin is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening op grond waarvan gedeputeerde staten hangende de hoger beroepsprocedure niet opnieuw hoeven te beslissen op het beroep van [wederpartij].
2.4. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen grond. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2004
383.