ECLI:NL:RVS:2004:AP1050

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400023/1 en 200400023/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Oudeschans en goedkeuring door de gemeenteraad van Bellingwedde

Op 2 juni 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Oudeschans" dat op 17 april 2003 door de gemeenteraad van Bellingwedde is vastgesteld. Dit bestemmingsplan, dat de aanleg van twee parkeerterreinen mogelijk maakt, is door de gemeenteraad goedgekeurd, maar is door appellanten betwist. De appellanten, wonend nabij de geplande parkeerterreinen, hebben bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van het plan door het college van gedeputeerde staten van Groningen, dat op 4 november 2003 zijn goedkeuring verleende. Zij vreesden dat de aanleg van een parkeerterrein naast hun woning zou leiden tot overlast en een aantasting van hun woon- en werkgenot.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 16 april 2004 behandeld. Tijdens de zitting hebben de appellanten hun bezwaren toegelicht, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door P.A. de Plaa, de goedkeuring van het plan verdedigde. De Voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de zaak direct kon worden beoordeeld. De kern van het geschil was of het besluit van de verweerder om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan in strijd was met een goede ruimtelijke ordening.

De Voorzitter concludeerde dat de noodzaak voor de aanleg van het parkeerterrein aan de Poortweg onvoldoende was aangetoond, vooral gezien de reeds bestaande parkeerplaatsen voor minder validen en de mogelijkheid voor bezoekers om gebruik te maken van het grotere parkeerterrein aan de Koudehoek. De Voorzitter oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en verklaarde het beroep gegrond. Het besluit van de provincie Groningen werd vernietigd, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werden de proceskosten aan de appellanten vergoed.

Uitspraak

200400023/1 en 200400023/2.
Datum uitspraak: 2 juni 2004.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats]
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2003 heeft de gemeenteraad van Bellingwedde, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
11 maart 2003, het bestemmingsplan “Oudeschans” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 november 2003,
nr. 2003-19.144/45/A.19, RP, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 31 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2004, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2004, waar appellanten, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door P.A. de Plaa, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad gehoord, vertegenwoordigd door ir. R. Kampyon, ambtenaar van de gemeente.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Voorzitter kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Het plan beoogt een nieuw passend planologisch kader te bieden voor het vestingdorp Oudeschans. Het plan heeft een overwegend conserverend karakter vanwege de aanwijzing in 1991 van Oudeschans tot beschermd dorpsgezicht.
2.4. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming “Gemengde doeleinden”, voorzien van de aanduidingen “landschapstuin” en “parkeren toegestaan” ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein naast hun woning annex atelier/galerie aan de Poortweg. Zij achten de aanleg van dit parkeerterrein niet noodzakelijk, nu het plan tevens voorziet in de aanleg van een veel groter parkeerterrein aan de Koudehoek aan de rand van het dorp. Voorts vrezen zij dat het parkeerterrein naast hun woning in hoge mate overlast met zich zal brengen, hetgeen volgens appellanten zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woon- en werkgenot.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien dit gedeelte van het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit plandeel goedgekeurd. Blijkens zijn besluit heeft hij daarbij in aanmerking genomen de wens van de gemeenteraad om met de aanleg van het bestreden parkeerterrein de loopafstand tot aan het hart van de vesting, het museum en de horecagelegenheid “Het Wapen van Oudeschans” te verkorten. Verweerder erkent dat het parkeerterrein tot een zekere mate van overlast voor de direct omwonenden zal leiden, maar stelt zich op het standpunt dat hun belangen niet onevenredig worden aangetast.
Ter nadere toelichting van zijn besluit heeft verweerder ter zitting naar voren gebracht dat het parkeerterrein aan de Poortweg een andere functie zal krijgen dan het parkeerterrein aan de Koudehoek. Zo is laatstgenoemd parkeerterrein met name bedoeld voor bezoekers van het dorp. De parkeervoorziening aan de Poortweg is bedoeld voor minder validen, bewoners van de aan de Voorstraat gelegen woningen, wier auto’s op dagen waarop grote aantallen bezoekers het dorp bezoeken overlast veroorzaken, en voor bezoekers van de horecagelegenheid “Het Wapen van Oudeschans” op het perceel [locatie].
2.6. De Voorzitter stelt aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Oudeschans wordt in toenemende mate door dagjesmensen bezocht, hetgeen met name op zondagen tot parkeerproblemen leidt. Teneinde de parkeercapaciteit te vergroten maakt het plan de aanleg van twee parkeerterreinen mogelijk. Zo voorziet het plan in de aanleg van een groot parkeerterrein voor ongeveer 150 auto’s aan de Koudehoek net buiten de grens van het beschermde dorpsgezicht op een afstand van ongeveer 300 meter van de dorpskern. Daarnaast voorziet het plan in de aanleg van een kleiner parkeerterrein voor ongeveer 40 auto’s op het perceel
[locatie], binnen de grens van het beschermde dorpsgezicht in de nabijheid van het museum en de op dit perceel gelegen horecagelegenheid “Het Wapen van Oudeschans”. Dit parkeerterrein is voorzien ten zuidoosten van de woning van appellanten op gronden waar zich thans een boomgaard bevindt met nog enkele oude hoogstamfruitbomen op een afstand van ongeveer 70 meter van de dorpskern. De afstand van de grens van het parkeerterrein tot de grens van de tuin van appellanten bedraagt ongeveer drie meter en de afstand tot de gevel van hun woning ongeveer zes meter.
2.7. Ter zitting is door appellanten onbestreden gesteld dat bij het museum reeds parkeerplaatsen voor minder validen aanwezig zijn. Voorts hebben appellanten ten aanzien van het argument dat ook bewoners van de Voorstraat van het parkeerterrein aan de Poortweg gebruik kunnen maken, ter zitting naar voren gebracht dat bij een deel van de woningen aan deze straat parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is, hetgeen door verweerder en de gemeenteraad evenmin is weersproken. Daarnaast is de Voorzitter niet gebleken dat het gemeentebestuur voornemens is in de Voorstraat een algeheel parkeerverbod in te stellen, waardoor de aanleg van vervangende parkeervoorzieningen voor bewoners in de onmiddellijke nabijheid van deze straat noodzakelijk is. Voorzover het bestreden parkeerterrein mede is bedoeld voor bezoekers van de horecagelegenheid “Het Wapen van Oudeschans” is de Voorzitter niet gebleken waarom deze niet van het parkeerterrein aan de Koudehoek gebruik kunnen maken.
Gelet op het voorgaande, en mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de parkeerproblemen zich met name op zondagen voordoen, acht de Voorzitter de noodzaak van de aanleg van het parkeerterrein aan de Poortweg onvoldoende aangetoond. Dit klemt te meer, nu verweerder een zekere mate van overlast voor de direct omwonenden niet uitsluit.
Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit op dit punt niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.8. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Verweerder dient op na te vermelden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen van 4 november 2003, nr. 2003-19.144/45/A.19, RP, voorzover het betreft het plandeel met de bestemming “Gemengde doeleinden”, voorzien van de aanduidingen “landschapstuin” en “parkeren toegestaan”, zoals nader aangegeven op de bij de uitspraak behorende gewaarmerkte kaart;
III. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Groningen in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 99,38; het bedrag dient door de provincie Groningen te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de provincie Groningen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening betaalde griffierecht (in totaal € 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2004.
363.