ECLI:NL:RVS:2004:AP1599
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- F.P. Zwart
- J.E.M. Polak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot promotie aan de Technische Universiteit Delft
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 3 juli 2003 geoordeeld dat het College voor Promoties van de Technische Universiteit Delft (hierna: het College) zich ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het bezwaar van de appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om toegelaten te worden tot de promotie niet-ontvankelijk was. De rechtbank vernietigde de beslissing van het College, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
De appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank had miskend dat hij geen promotor nodig had, behalve voor formaliteiten. Het College had echter in eerdere besluiten al aangegeven dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van het Promotiereglement 1997, omdat hij geen hoogleraar had gevonden die bereid was om als promotor op te treden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 april 2004 behandeld, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en het College vertegenwoordigd werd door mr. drs. J. van Leeuwen.
De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant geen belang meer had bij een beslissing op zijn bezwaar tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De door de appellant aangedragen nieuwe feiten, zoals reacties van wetenschappelijke tijdschriften op zijn onderzoeksresultaten, werden niet als relevant beschouwd. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 16 juni 2004.