200307070/1.
Datum uitspraak: 16 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vennootschap onder firma "De Eiken Schuur V.O.F." en [appellant b], gevestigd, respectievelijk wonend te Hoevelaken,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 6 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Nijkerk het bestemmingsplan "Overhorst Hoevelaken 2002" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 september 2003, nr. RE2003.30572, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben De Eiken Schuur V.O.F. en [appellant b] (hierna: appellanten) bij brief van 24 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 januari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 23 maart 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is [partij] vertegenwoordigd door M.J.S. Kreeft, gemachtigde, daar gehoord.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid op het terrein gelegen aan de hoek van de [locaties] vier eengezinswoningen met praktijkruimten annex kantoorruimten te bouwen.
2.3. Appellanten exploiteren een winkelbedrijf op het aangrenzende perceel. Zij stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Appellanten achten de in het plan voorziene woningen te massaal, hetgeen ten koste gaat van de zichtbaarheid van hun bedrijf. Voorts voeren zij aan dat het plan onvoldoende voorziet in parkeerruimte en dat de aanliggende weg teveel geluidhinder veroorzaakt. Tenslotte vrezen appellanten dat de verkeersveiligheid in het gedrang komt als gevolg van de in het plan voorziene uitrit.
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd.
2.5. Blijkens de planvoorschriften mogen binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak ten hoogste 4 eengezinswoningen met kantoorruimten en praktijkruimten worden gebouwd. De afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen. Van de hoofdgebouwen mag de maximale goothoogte 9 meter en de maximale hoogte 15 meter bedragen. Van de aanbouwen en bijgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 4 meter en de hoogte niet meer dan
6 meter bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 60 m2 zijn. Ten aanzien van de praktijkruimten annex kantoorruimten is bepaald dat deze maximaal 4,5 meter hoog mogen zijn. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd vrijstelling te verlenen ten behoeve van het bouwen van een vrijstaande praktijkruimte met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2, een maximale hoogte van 6 meter en een maximale goothoogte van 3 meter. In het plan is voorts een algemene vrijstellingsbevoegdheid opgenomen, die een afwijking van de voorgeschreven hoogte en goothoogte van gebouwen tot maximaal 10% van de in het plan voorgeschreven maten mogelijk maakt. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze maatvoering past bij de gewijzigde stedenbouwkundige visie van de gemeenteraad ten aanzien van de entree van Hoevelaken en tevens aansluit bij de verdere ontwikkelingen in en om de kern. Dat de bedrijfsbebouwing van appellanten vanaf de zijde van de Koninginneweg door de nieuwbouw aan het zicht onttrokken zal kunnen worden, kan hieraan niet afdoen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat volgens het deskundigenbericht ook op grond van het vorige bestemmingsplan ter plaatse reeds bijgebouwen konden worden opgericht, die het bedrijf van appellanten aan het zicht konden onttrekken. Niet is gebleken dat dit onjuist is.
2.5.1. In artikel 4, zevende lid, van de planvoorschriften is bepaald dat per woning tenminste in 1,5 parkeerplaats dient te worden voorzien. Een kantoor- annex praktijkruimte dient volgens deze bepaling te beschikken over minimaal 2 parkeerplaatsen per bedrijf, de parkeerplaatsen voor de woning niet meegerekend. Hieruit volgt dat het plan in minimaal 14 parkeerplaatsen dient te voorzien. De Afdeling ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, geen aanleiding om te oordelen dat het plan daarmee niet in voldoende mate voorziet in parkeerruimte. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de in dit planvoorschrift voorgeschreven aantallen zijn gebaseerd op gegevens van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW). Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zich hierop bij het nemen van zijn besluit niet in redelijkheid heeft kunnen baseren. Nu blijkens de planvoorschriften voorts binnen het gehele plangebied parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat in het plangebied fysiek te weinig ruimte zou bestaan voor realisering van de benodigde parkeerplaatsen. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voldoet aan de gemeentelijke normstelling voor parkeerplaatsen bij woningen en praktijk- en kantoorruimten.
2.5.2. Voor zover appellanten aanvoeren dat het plangebied niet geschikt is voor woningbouw wegens geluidhinder ten gevolge van de aanliggende weg, overweegt de Afdeling dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland bij besluit van 15 januari 2003, nr. MW2002.47273, voor de in het plan voorziene woningen hogere grenswaarden ten aanzien van geluid heeft vastgesteld. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de Wet geluidhinder geen belemmeringen bestaan om het plan te verwezenlijken.
2.5.3. De ontsluiting van het plangebied is voorzien aan de Westerdorpsstraat tussen de beoogde woningen en het bedrijf van appellanten, op circa 50 meter afstand van de kruising Westerdorpsstraat - Koninginneweg. Gelet op de verdubbeling van het aantal woningen ten opzichte van de bestaande situatie en met name gezien de mogelijkheid kantoorruimten annex praktijkruimten te realiseren is als gevolg van het plan een toeneming van het aantal verkeersbewegingen ter plaatse te verwachten. Appellanten hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat verweerder er niet van mocht uitgaan dat de voorziene uitrit op verkeersveilige wijze kan worden gerealiseerd. De Afdeling neemt daarbij mede in aanmerking dat het kruispunt Westerdorpsstraat - Koninginneweg zal worden vervangen door een rotonde.
2.5.4. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Hanrath
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2004